onsters.--Ontsteltenis.--Strijd.--De
plesiosaurus bezwijkt.
XXXIV. Nieuw gevaar.--Iets gezien.--Een eiland.--De geyser.
XXXV. Naderend onweder.--De rotsen van den oever.--Een orkaan.--Werking
der electriciteit.--Hevigheid van den orkaan.--De electrische
kogel.--Altijd op zee.
XXXVI. Vreugde van den professor.--Toebereidselen voor de
terugreis.--Werktuigen gered.--De professor denkt aan zijne
collega's.--Op welke hoogte?
XXXVII. Verloren reis.--Landverkenning.--Verbastering der
schildpad.--De beenderenvlakte.
XXXVIII. Voorwereldlijke overblijfselen.--Een menschelijk lichaam.--De
reus van Palermo.--Onderzoek van een lijk.--Een onmetelijk knekelhuis.
XXXIX. Voorwereldlijke planten en
dieren.--Mosplanten.--Mastodonten.--De aapmensen.--Niet op het
uitgangspunt terug.--Een dolk.--Eene echte dagge.
XL. Arne Saknussemm.--Altijd dalen.--De schepen verbranden.--Een weg
voor de lava.--De mijn moet springen.
XLI. De mijn gesprongen.--De ontploffing--Snelle vaart van het
vlot.--De woede van den stortvloed--Onverwachte overstrooming.
XLII. De nauwe put.--Geen voedsel meer.--Levend verbranden.--De
laatste maaltijd.--Een gloeiende dampkring.
XLIII. Miswijzend kompas.--Ontploffingen.--Een
uitbarsting.--Zwavelvlammen.--Het vlot blijft liggen.--Op nieuw
opgestuwd.
XLIV. Op aarde terug.--In Azie?--De tegenvoeters.--In de Middellandsche
zee.--Stromboli.--Een glimlach van Hans.
XLV. In Hamburg terug.--Hans vertrekt naar IJsland.--De polen van
het kompas verwisseld.
AANTEEKENINGEN.
[1] Omtrent f 2.30.
[2] La Recherche werd in 1835 door den admiraal Duperre uitgezonden
om de sporen eener verongelukte expeditie, die van den heer de
Blosseville, en van la Lilloise, waarvan men nooit bericht heeft gehad,
op te zoeken.
[3] Deze naam wordt gegeven aan de nauwe inhammen in de scandinavische
landen.
[4] Ruim f 8.
[5] De toestel van Ruhmkorff bestaat uit eene kolom van Bunsen,
in werking gebracht door middel van het dubbel chroniumzuur zout
van potasch, dat reukeloos is; een inductie-toestel brengt de
electriciteit door de kolom voortgebracht, in verband met een
lantaarn van een bijzondere inrichting; in deze lantaarn bevindt
zich eene bijna luchtledige slang, waarin alleen een overschot van
koolzuurgas of van stikstof overblijft. Als de toestel werkt, wordt
dit gas lichtgevend en verschaft een witachtig en aanhoudend licht. De
kolom en de inductie-toestel worden in een lederen zak geborgen,
dien d
|