FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   >>  
dat van dien liefelijken bodem een eiland maakte, dat nauwelijks eenige uren gaans breed kon zijn. In het oosten vertoonde zich eene kleine haven, met eenige huizen er voor, waarin vaartuigen van een bijzonderen vorm op de blauwe golfjes wiegelden. Verder doken groepen eilandjes uit de watervlakte op, in zulk een menigte, dat zij op een groot mierennest geleken. In het westen strekten zich verafgelegene kusten langs den gezichteinder uit; op sommigen vertoonden zich blauwe, zeer regelmatig gevormde bergen; op de andere, meer in de verte, verrees een verbazend hooge kegel, op wiens top zich een vederbos van rook bewoog. In het noorden fonkelde eene onmetelijke watervlakte in de zonnestralen, en zag men hier en daar den top van een mast of de bolronde zijde van een door den wind gezwollen zeil. Het onverwachte van zulk een schouwspel verhonderdvoudigde nog zijne wonderlijke schoonheden. "Waar zijn wij?" waar zijn wij?" herhaalde ik half luid. Hans sloot onverschillig zijne oogen en mijn oom zag in het rond zonder er iets van te begrijpen. "Welke berg het ook moge zijn," zeide hij eindelijk, "het is hier een beetje warm; de uitbarstingen houden niet op, en het zou waarlijk de moeite niet waard zijn uitgebraakt te wezen om ten slotte nog een rotsbrok op het hoofd te krijgen. Laten wij naar beneden gaan, dan zullen wij wel ontdekken, waar wij ons aan te houden hebben. Bovendien sterf ik van honger en dorst." Zekerlijk was de professor geen man van bespiegelingen. Ik voor mij, behoefte en vermoeienis vergetende, zou nog uren lang op deze plek hebben willen blijven, maar ik moest mijne makkers volgen. De zijde van den berg helde sterk; wij gleden in ware aschkuilen om de lavastroomen te ontwijken, die als vurige slangen zich kronkelden. Onder het dalen sprak ik met een grooten woordenrijkdom, want mijne verbeelding was te vol om zich niet in woorden te uiten. "Wij zijn in Azie," riep ik, "op de kusten van Indie, op de Sunda eilanden, midden in Australie! Wij hebben den halven aardbol doorgereisd om bij de tegenvoeters van Europa uit te komen!" "Maar het kompas? antwoordde mijn oom. "Ja! het kompas!" zeide ik met een verlegen gelaat ... "Als wij het gelooven mogen, dan zijn wij altijd noordwaarts gegaan." "Heeft het dan gelogen?" "O! gelogen!" "Of dit moest de noordpool zijn!" "De pool! neen; maar...." Het was een onverklaarbaar feit. Ik wist niet, wat ik er van moest denken. Intusschen nade
PREV.   NEXT  
|<   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   >>  



Top keywords:
hebben
 

kusten

 

kompas

 

watervlakte

 

gelogen

 

eenige

 

blauwe

 

houden

 

volgen

 
professor

makkers

 

ontdekken

 

gleden

 

beneden

 

zullen

 

bespiegelingen

 

vermoeienis

 
vergetende
 
honger
 
Zekerlijk

behoefte

 

blijven

 

aschkuilen

 

willen

 

Bovendien

 

woordenrijkdom

 

gelooven

 

altijd

 
gegaan
 

noordwaarts


gelaat
 
verlegen
 

Europa

 
antwoordde
 
denken
 
Intusschen
 

onverklaarbaar

 

noordpool

 
tegenvoeters
 
grooten

kronkelden
 

ontwijken

 

vurige

 
slangen
 
verbeelding
 

Australie

 

midden

 

halven

 

aardbol

 

doorgereisd