FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188  
189   190   191   >>  
t kracht tegen. Na een onberekenbaar tijdsverloop voelde ik eensklaps iets als een schok; het vlot had niet tegen een hard lichaam gestooten, maar was plotseling in zijn val gestuit. Eene waterhoos, eene onmetelijke vloeibare zuil viel op zijne oppervlakte neder. Ik stikte. Ik verdronk. Die onverwachte overstrooming duurde echter niet lang. Binnen weinige seconden ademde ik weder met volle teugen de vrije lucht in. Mijn oom en Hans hielden mij zoo stevig vast, dat mijn arm bijna verbrijzeld werd, en het vlot droeg ons nog alle drie. HOOFDSTUK XLII De nauwe put.--Geen voedsel meer.--Levend verbranden.--De laatste maaltijd.--Een gloeiende dampkring. Het moet naar mijne gissing 's avonds omstreeks tien uur geweest zijn. Het eerste mijner zintuigen, dat na dien laatsten stoot mij weder ten dienste stond, was het gehoor. Ik hoorde bijna terstond, want het was inderdaad eene zaak van het gehoor, dat er stilte in de galerij ontstond en op het geloei volgde, dat sedert zoovele uren mijn oor vervulde. Eindelijk drongen deze woord en van mijn oom als een gemompel tot mij door: "Wij stijgen!" "Wat zegt gij daar?" riep ik. "Ja! wij stijgen! wij stijgen!" Ik stak den arm uit; ik raakte den muur aan; mijne hand begon te bloeden. Wij stegen weder met verbazende snelheid. "De toorts! de toorts!" riep de professor. Het gelukte Hans, echter niet zonder veel moeite, om haar te ontsteken, en hoewel de vlam van boven naar beneden woei ten gevolge van de stijgende beweging, verspreidde zij genoeg helderheid om het geheele tooneel te verlichten. "Het is zooals ik dacht," zeide mijn oom. "Wij zijn in een nauwen put, die geene drie vadem middellijn heeft. Nu het water op den bodem van den afgrond is gekomen, herneemt het zijn waterpassen stand en voert ons mede omhoog." "Waarheen?" "Dat weet ik niet, maar wij moeten ons op alles voorbereid houden. Wij stijgen met eene snelheid, die ik op twee vadem per seconde bereken, dat is honderd twintig vadem per minuut of meer dan twee en een derde uur gaans per uur. Op die wijze vorderen wij goed." "ja! als niets ons stuit, als deze put een uitgang heeft! Maar als hij verstopt is, als de lucht langzamerhand samengeperst wordt onder de drukking der waterkolom, als wij verpletterd worden!" "Axel!" antwoordde de professor heel bedaard, "de toestand is bijna wanhopig, maar er zijn eenige kansen van redding en die onderzoek ik. Kunnen wij al ie
PREV.   NEXT  
|<   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188  
189   190   191   >>  



Top keywords:
stijgen
 

toorts

 

professor

 

snelheid

 

gehoor

 

echter

 

onderzoek

 

gevolge

 

stijgende

 
beweging

hoewel

 

beneden

 

verspreidde

 

verlichten

 

redding

 

zooals

 

tooneel

 
geheele
 
samengeperst
 
genoeg

helderheid

 

langzamerhand

 

ontsteken

 

bloeden

 

stegen

 

worden

 

antwoordde

 

Kunnen

 
zonder
 

moeite


gelukte
 
drukking
 

verbazende

 
verpletterd
 
waterkolom
 
voorbereid
 

houden

 

vorderen

 
wanhopig
 
raakte

moeten
 

toestand

 

honderd

 
minuut
 
twintig
 

seconde

 

bereken

 

Waarheen

 

uitgang

 

eenige