r geheele lichaam is
met eene schaal bedek, en haar hals, even buigzaam als die der zwaan,
steekt dertig voet boven de golven uit.
Deze dieren tasten elkander met eene onbeschrijfelijke woede
aan. Zij doen vloeibare bergen oprijzen, die zich tot het vlot toe
uitbreiden. Twintigmaal zijn wij op het punt van om te slaan. Een
ontzettend schel gefluit doet zich hooren. De twee dieren hebben
zich in elkander geslingerd. Ik kan het eene niet van het andere
onderscheiden! Alles hebben wij te vreezen van de woede des
overwinnaars.
Een, twee uren verloopen. De worsteling wordt met dezelfde razernij
voortgezet. De strijdenden naderen en verlaten beurtelings het
vlot. Wij blijven onbeweeglijk, maar houden ons gereed om te vuren.
Plotseling verdwijnen de ichthyosaurus en de plesiosaurus, en vormen
een echten maalstroom in den schoot der golven. Verscheidene minuten
verloopen. Zal het gevecht ten einde gebracht worden in de diepten
der zee?
Maar eensklaps komt een ontzaglijke kop, die van den plesiosaurus,
boven water. Het monster is doodelijk gekwetst. Ik bemerk zijne
verbazende schaal niet meer. Zijn lange hals alleen richt zich
overeind, zakt, verheft zich weder, kromt zich nogmaals, drijft op de
golven als eene reusachtige zweep en wringt zich als een doorgesneden
worm. Het water spat tot op een aanzienlijken afstand. Het verblindt
ons. Maar spoedig eindigt de doodsangst van het kruipende dier, zijne
bewegingen verminderen, zijne stuiptrekkingen bedaren, en het lange
lijf der slang strekt zich als eene levenlooze massa op de tot rust
gekomene golven uit.
Maar de ichthyosaurus, heeft hij zijn onderzeesch hol weder
opgegezocht, of zal hij nog eens aan de oppervlakte der zee
verschijnen?
HOOFDSTUK XXXIV
Nieuw gevaar.--Iets gezien.--Een eiland.--De geyser.
Woensdag 19 Augustus.--Gelukkig heeft de hevige wind ons in staat
gesteld om snel het tooneel van den strijd te ontvluchten. Hans staat
nog altijd aan het roer. Mijn oom, die door de wisselingen van dien
strijd uit zijne alles overheerschende overpeinzingen was wakker
geschud, vervalt weder in zijne ongeduldige beschouwing van de zee.
De reis wordt weder even eentonig als te voren, hetgeen ik niet meer
verlang te zien afbreken ten koste van de gevaren van gisteren.
Donderdag 20 Augustus.--Een vrij onbestendige
noord-noordwestenwind. Warm weder. Wij vorderen drie en een halve
mijl per uur.
Tegen den middag doet zich in de verte e
|