FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164  
165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   >>   >|  
bracht mij buiten het bereik der golven op brandend heet zand, waar ik naast mijn oom lag. Daarna keerde hij naar die rotsen terug, waartegen de woedende golven beukten, om eenige overblijfselen uit de schipbreuk te redden. Ik kon niet spreken; ik was afgemat door aandoeningen en vermoeienis; ik had ruim een uur noodig om wat te herstellen. Intusschen viel er bij voortduring een zware stortregen met die hevigheid, die het einde der stormen aankondigt. Eenige opeengestapelde rotsblokken boden ons eene schuilplaats aan tegen de plasregens. Hans bereidde spijzen, die ik niet kon aanraken, en wij allen vielen, door drie slapelooze nachten uitgeput, in een onrustigen slaap. Den volgenden dag was het prachtig weder. Elk spoor van den storm was verdwenen. De opgeruimde woorden van den professor begroetten mij bij mijn ontwaken. Hij was vreeselijk vroolijk. "Hoe is het, mijn jongen!" riep hij, "hebt gij goed geslapen?" Zou men niet gezegd hebben, dat wij in het huis in de Koningstraat waren, dat ik bedaard beneden kwam om te ontbijten en dat mijn huwelijk met de arme Graeuben dienzelfden dag voltrokken zou worden? Helaas! als de storm het vlot maar een weinig oostelijk had geslagen, dan zouden wij onder Duitschland, onder mijne geliefde stad Hamburg, onder die straat, waarin alles woonde, wat ik het liefste op aarde had, doorgegaan zijn. Nu scheidden mij er nauwelijks veertig uur gaans van! Maar eene veertig uur lange loodlijn van graniet, hetgeen inderdaad op een afstand van meer dan duizend uur gaans nederkwam! Al die smartelijke overdenkingen doorkruisten snel mijn hoofd, voor ik de vraag van mijn oom beantwoordde. "Hoe is het!" herhaalde hij, "wilt gij niet zeggen, of gij goed geslapen hebt?" "Zeer goed!" antwoordde ik, "ik ben nog wel zeer afgemat, maar dat zal wel terecht komen." "Wel zeker! het is slechts vermoeidheid, anders niet." "Maar mij dunkt, dat gij dezen morgen bijzonder vroolijk zijt, oom!" "Ik ben in de wolken, mijn jongen! Wij zijn er!" "Aan het einde van onzen tocht?" "Neen, maar aan het einde van die zee, die niet scheen te eindigen. Wij zullen nu weder over land gaan en inderdaad in de ingewanden der aarde afdalen." "Oom! veroorloof mij eene vraag." "Met genoegen, Axel!" "En de terugreis?" "De terugreis! denkt gij reeds aan de terugreis, terwijl wij nog niet eens aangekomen zijn?" "Neen, ik wilde alleen vragen, hoe wij die zullen bewerkstelligen." "Op de eenvou
PREV.   NEXT  
|<   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164  
165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   >>   >|  



Top keywords:

terugreis

 
zullen
 

inderdaad

 

jongen

 

geslapen

 

vroolijk

 

veertig

 

afgemat

 
golven
 

Duitschland


nederkwam

 

smartelijke

 

overdenkingen

 

doorkruisten

 

hetgeen

 
liefste
 

geliefde

 

doorgegaan

 
woonde
 

straat


waarin

 

scheidden

 

afstand

 

Hamburg

 
graniet
 

nauwelijks

 

loodlijn

 

duizend

 

vermoeidheid

 

veroorloof


genoegen

 

afdalen

 
ingewanden
 
vragen
 

bewerkstelligen

 

eenvou

 

alleen

 

terwijl

 

aangekomen

 

eindigen


scheen

 
terecht
 

antwoordde

 

herhaalde

 

zeggen

 

slechts

 

wolken

 

bijzonder

 
anders
 
morgen