dat hij somtijds in kracht
vermindert, dan weder nieuwe sterkte krijgt, hetgeen ik toeschrijf
aan het verschil in drukking van de dampen, die in zijn vergaderbak
opgehoopt zijn.
Eindelijk vertrekken wij, en varen om de zeer steile rotsen aan de
zuidzijde. Hans heeft van dit oponthoud gebruik gemaakt om het vlot
te herstellen.
Maar voor wij van land staken, doe ik eenige waarnemingen om den
afgelegden afstand te berekenen, en teeken ze aan in mijn journaal. Wij
hebben twee honderd zeventien zeemijlen van Graeubenhaven af doorloopen,
en bevinden ons zes honderd twintig uur gaans van IJsland af,
onder Engeland.
HOOFDSTUK XXXV
Naderend onweder.--De rotsen van den oever.--Een orkaan.--Werking
der electriciteit.--Hevigheid van den orkaan.--De electrische
kogel.--Altijd op zee.
Vrijdag 21 Augustus.--Den volgenden dag is de prachtige geyser
verdwenen. De wind is opgestoken en heeft ons snel van het eilandje
Axel afgedreven. Het geloei heeft langzamerhand opgehouden.
Het weder zal, als ik het zoo eens mag uitdrukken, binnen kort
veranderen. De dampkring wordt bezwangerd met dampen, die de
electriciteit medevoeren, welke ontstaan is uit de verdamping van
het zoute water; de wolken dalen merkbaar en nemen eene gelijke
olijfkleurige tint aan; de electrische lichtstralen kunnen nauwelijks
door die ondoorschijnende gordijn heenboren, die neergelaten is voor
het tooneel, waarop het treurspel der stormen zal gespeeld worden.
Ik gevoel mij bijzonder ernstig gestemd, zooals op aarde ieder
schepsel is bij de nadering eener omkeering. De in het zuiden
opgehoopte stapelwolken leveren een droevig gezicht op; zij hebben
dat "onmeedoogende" voorkomen, dat ik dikwijls opgemerkt heb bij de
nadering der stormen. De lucht is drukkend, de zee kalm.
In de verte gelijken de wolken op groote katoenbalen in eene
schilderachtige wanorde opeengestapeld; allengs zwellen zij op en
verliezen in aantal wat zij in omvang winnen; zij zijn zoo zwaar, dat
zij zich niet van den gezichteinder los kunnen maken: maar op den adem
der hooge luchtstroomingen vermengen zij zich langzamerhand, worden
donker en vertoonen weldra slechts eene laag van een geducht aanzien;
somtijds springt een kluwen van dampen, nog eenigszins verlicht,
over dat grauwe tapijt en verdwijnt weldra in de ondoorzichtige massa.
Het is stellig, dat de dampkring verzadigd is met electriciteit; ik
ben er geheel van doortrokken, mijne haren
|