tkomst zijner waarnemingen
voor zich.
Omstreeks acht uur des avonds gaf hij sein om stil te houden. Hans ging
terstond zitten; de lampen werden aan eene uitstekende punt van de
lava opgehangen. Wij waren in eene soort van hol, waarin geen gebrek
aan lucht was; integendeel, van tijd tot tijd kwam er een windje tot
ons. Door welke oorzaak werd dit teweeggebracht? Aan welke beweging
van den dampkring moest zijn ontstaan worden toegeschreven? Dit
vraagstuk trachtte ik op dit oogenblik niet eens op te lossen: honger
en vermoeidheid maakten het mij onmogelijk om te redeneeren. Eene
nederdaling van zeven uur kan niet volbracht worden zonder groot
verlies van kracht. Ik was uitgeput. Tot mijne vreugde hoorde ik daarom
het woord "halt!" Hans legde eenigen voorraad op een blok lava en ieder
at met smaak. Een ding echter verontrustte mij: onze watervoorraad
was tot de helft verminderd. Mijn oom rekende op de onderaardsche
bronnen om hem weder aan te vullen; maar tot nu toe ontbraken zij
geheel. Ik kon niet nalaten zijne aandacht op dit punt te vestigen.
"Verwondert u dat gemis van bronnen?" zeide hij.
"Zonder twijfel! het verontrust mij zelfs; wij hebben nog maar voor
vijf dagen water."
"Wees gerust, Axel! ik sta u borg dat wij water zullen vinden, zelfs
meer dan ons lief is."
"Wanneer?"
"Als wij buiten deze lavakorst zijn. Hoe wilt gij, dat er bronnen
uit deze wanden zullen vloeien?"
"Maar misschien strekt deze bedding zich tot eene aanmerkelijke diepte
uit. Mij dunkt, dat wij nog niet veel afstand in eene loodrechte
richting hebben afgelegd."
"Wat brengt u op die gedachte?"
"Wel, als wij diep onder de aardschors waren, moest het veel heeter
zijn."
"Volgens uw stelsel althans," antwoordde mijn oom; "maar hoe staat
de thermometer?"
"Nauwelijks vijftien graad, hetgeen eene vermeerdering van nog geen
negen graad sedert ons vertrek bedraagt."
"Welnu! besluit dan zelf."
"Ziehier mijn besluit. Volgens de nauwkeurigste waarnemingen bedraagt
de vermeerdering der warmte in het binnenste van den aardbol een
graad op de honderd voet. Maar plaatselijke omstandigheden kunnen
dit cijfer wijzigen. Zoo heeft men te Jakutsk in Siberie opgemerkt,
dat de vermeerdering van een graad plaats heeft bij iedere zes en
dertig voet, hetgeen zekerlijk afhangt van het geleidend vermogen der
steenrotsen. Ik voeg hier nog bij, dat men in de nabijheid van een
uitgebranden vulkaan en door het gneis heen opgemerkt heeft, dat de
ve
|