schikt om hare schitterende rol te spelen. De "luchtstreken"
bestonden nog niet, en eene verschroeiende hitte, die aan den evenaar
en de polen gelijk was, heerschte over de geheele oppervlakte van
den aardbol. Waaruit ontstond zij? Uit het binnenste van den bol.
In spijt van de theorien van professor Lidenbrock blaakte er een
geweldig vuur in de ingewanden van den langwerpig ronden bol; de
werking er van was voelbaar tot in de buitenste lagen der aardschors;
de planten, van de weldadige uitstralingen der zon beroofd, gaven
bloemen noch geuren, maar hare wortels putten een krachtig leven uit
de brandende gronden der eerste dagen.
Er waren weinig boomen, alleen kruidachtige planten, verbazende
grasgewassen, varens, wolfsklauwen, zegel- en sterrenplanten,
zonderlinge familien, wier soorten toen bij duizenden geteld werden.
Aan dezen buitensporigen plantengroei heeft de steenkool juist haar
ontstaan te danken. De nog veerkrachtige aardschors gehoorzaamde aan
de bewegingen der vloeibare massa, die zij bedekte. Daaruit ontstonden
talrijke scheuren en verzakkingen; de planten onder het water bedolven
vormden allengs aanzienlijke ophoopingen.
Toen kwam de scheikundige werking der natuur tusschen beiden; op den
bodem der zeeen werden de plantenmassaas eerst turf; later ondergingen
zij door den invloed der gassen en door de hitte der gisting eene
volkomene verandering in delfstoffen.
Zoo ontstonden die onmetelijke kolenlagen, die zelfs na vele eeuwen
nog niet uitgeput zullen zijn door het verbruik van alle volken.
Deze gedachten rezen bij mij op, toen ik den steenkolen-rijkdom, in dit
gedeelte der aarde opeengehoopt, beschouwde. Hij zal ongetwijfeld nooit
bloot komen. De bewerking dezer diepe mijnen zou te aanzienlijke offers
eischen. Waartoe zou het vooreerst ook noodig zijn, daar de steenkool
in vele landen, om zoo te zeggen, op de oppervlakte der aarde verspreid
is? In den toestand waarin ik deze onaangeroerde lagen zag, zullen
zij wellicht nog verkeeren, als het laatste uur der wereld slaat.
Intusschen liepen wij door en ik alleen vergat de lengte van den
weg om mij te verdiepen in mijne geologische overpeinzingen. De
warmtegraad bleef dezelfde, als toen onze weg door lava en schiefer
leidde. Alleen werd mijn reukorgaan sterk geprikkeld door den geur van
koolwaterstofgas. Ik ontdekte terstond in deze galerij de aanwezigheid
van eene aanzienlijke hoeveelheid van die gevaarlijke luchtsoort,
waaraan de mijnwerkers
|