d niet onder zijne deugden telde.
Mijn oom begreep spoedig met welk een slag van een man hij te doen
had; in plaats van een braaf en waardig geleerde vond hij een lompen,
ruwen boer; hij besloot dus ten allerspoedigste zijn grooten tocht
te beginnen en deze ongastvrije pastorie te verlaten. Hij lette
niet op zijne vermoeidheid en besloot eenige dagen in den berg te
gaan doorbrengen.
Daags na onze komst te Stapi maakten wij derhalve reeds toebereidselen
tot ons vertrek. Hans huurde drie IJslanders om de paarden te
vervangen bij het vervoeren der bagage; maar als wij op den bodem van
den krater waren, zouden die inboorlingen terugkeeren en ons aan ons
lot overlaten. Dit punt werd stellig bepaald.
Bij deze gelegenheid moest mijn oom den jager wel mededeelen, dat
zijn plan was om de verkenning van den vulkaan zoo ver mogelijk voort
te zetten.
Hans vergenoegde zich met een hoofdknikje. Daar of ergens anders
te gaan, in de ingewanden van zijn eiland door te dringen of het te
doorloopen, daarin zag hij geen verschil; ik voor mij, hoewel ik tot
nu toe door de voorvallen van de reis nog al afleiding gehad en de
toekomst min of meer vergeten had, voelde mijne beklemdheid op nieuw
terugkomen. Maar wat was er aan te doen? Als ik eene poging had kunnen
wagen om mij tegen professor Lidenbrock te verzetten, dan had dit te
Hamburg maar niet aan den voet van den Sneffels moeten plaats hebben.
Een denkbeeld vooral pijnigde mij, een verschrikkelijk denkbeeld,
dat wel in staat was om sterker zenuwen dan de mijne te schokken.
"Komaan!" zeide ik, "wij zullen den Sneffels bestijgen. Goed. Wij
zullen zijn krater bezoeken. Goed. Anderen hebben het gedaan en
zijn er niet van gestorven. Maar dat is niet alles. Als er een weg
bestaat om in de ingewanden der aarde af te dalen, als die ongeluk
aanbrengende Saknussemm de waarheid heeft gesproken, dan zullen
wij onzen ondergang vinden in de onderaardsche galerijen van den
vulkaan. Maar niets bevestigt, dat de Sneffels uitgebrand is. Wie
verzekert ons, dat er geene uitbarsting wordt voorbereid? Al slaapt
het monster sedert 1219, volgt dan daaruit nog, dat het niet ontwaken
kan? En als het ontwaakt, wat zal er dan van ons worden?" Dat was wel
de moeite waard om er eens over te denken, hetgeen ik ook deed. Ik
kon niet slapen zonder van eene uitbarsting te droomen; de rol van
eene metaalslak te spelen scheen mij toch wat al te erg toe.
Eindelijk kon ik het niet langer uithouden; ik besloot
|