ren
van den aardbol. Als die dampen dus in hun gewonen toestand blijven,
als hunne kracht niet toeneemt, als gij bij deze waarneming nog voegt,
dat de wind en de regen niet door eene zwoele, stille lucht worden
vervangen, dan kunt gij stellig verzekeren, dat er geene uitbarsting
ophanden is."
"Maar...."
"Genoeg. Wanneer de wetenschap heeft gesproken, past het ons te
zwijgen."
Ik kwam met hangende ooren in de pastorie terug; mijn oom had mij
met wetenschappelijke bewijzen geslagen. Toch had ik nog eene hoop,
namelijk, dat het, als wij eens op den bodem van den krater waren,
onmogelijk zou zijn, uit gebrek aan eene galerij, om dieper te dalen,
in spijt van alle Saknussemms der wereld.
Den volgenden nacht kwelde de nachtmerrie mij geducht. Ik bracht hem
door in het midden van een vulkaan, diep onder den grond, en voelde,
hoe ik, onder den vorm van een uitgebraakten steen, in het wereldruim
werd geslingerd.
Den volgenden morgen, den 23sten Juni, wachtte Hans ons op met zijne
makkers, beladen met de levensmiddelen, de gereedschappen en de
werktuigen. Twee met ijzer beslagen stokken, twee geweren en twee
kardoesdoozen waren voor mijn oom en mij bestemd. Hans had als een
voorzichtig man bij onze bagage nog een vollen lederen zak gevoegd,
die met onze waterflesschen ons voor acht dagen van water verzekerde.
Het was 's morgens negen uur. De geestelijke en zijne groote huisplaag
wachtten voor hunne deur. Zij wilden ons zonder twijfel het laatste
vaarwel van den gastheer aan den reiziger toeroepen. Maar dat vaarwel
nam den onverwachten vorm van eene hooge rekening aan, waarop zelfs
de lucht der pastorie, eene bedorven lucht durf ik zeggen, gebracht
was. Dit waardige paar plukte ons gelijk een zwitsersche kastelein,
en vorderde eene goede belooning voor zijne gastvrijheid.
Mijn oom betaalde zonder afdingen. Als iemand, die naar het middelpunt
der aarde vertrok, zag hij niet op eenige rijksdaalders.
Toen dit punt afgehandeld was, gaf Hans het sein tot het vertrek,
en eenige oogenblikken later hadden wij Stapi verlaten.
HOOFDSTUK XV
Het vertrek van Stapi.--Grondgesteldheid.--Moeielijkheid
van den tocht.--De hellingen van den Sneffels.--De "mistoer."
De Sneffels is vijf duizend voet hoog; zijn dubbele kegel is het
einde van eene rij trachiet, die zich losmaakt van het bergstelsel des
eilands. Van ons punt van vertrek uit kon men zijne beide pieken zich
niet zien afteekenen op den g
|