rpingen,
die mijns inziens vrij wat gewichtiger waren.
"Welaan," zeide ik, "ik moet bekennen, dat de zin van Saknussemm
duidelijk is en geen twijfel overlaat. Ik sta zelfs toe, dat het
document er volkomen echt uitziet. Die geleerde is naar den Sneffels
gegaan; hij heeft de schaduw van den Scartaris voor den eersten
Juli de randen van den krater zien treffen; hij heeft zelfs in de
volks-overleveringen van zijn tijd hooren vertellen, dat die krater
op het middelpunt der aarde uitliep; maar wat aangaat, dat hij zelf er
bij gekomen zou zijn, dat hij de reis zou gedaan hebben en teruggekeerd
zou zijn, in geval hij haar ondernomen heeft, neen! duizendmaal neen!"
"En om welke reden?" zeide mijn oom op een bijzonder spottenden toon.
"Omdat alle theorien der wetenschap betoogen, dat zulk eene onderneming
onuitvoerbaar is!"
"Zeggen alle theorien dat?" antwoordde de professor, een heel onnoozel
gezicht zettende. "O, die akelige theorien! wat zullen die arme
theorien ons hinderen!"
Ik zag dat hij met mij spotte, maar ging toch voort.
"Ja! het is bewezen, dat de warmte omstreeks een graad toeneemt bij
iedere zeventig voet diepte onder de oppervlakte van den aardbol;
neemt men nu aan, dat die verhouding dezelfde blijft, dan heerscht er,
daar de straal der aarde vijftien honderd uur gaans bedraagt, in het
middelpunt een warmtegraad van twee millioen graad. De stoffen in
het binnenste der aarde bevinden zich derhalve in den toestand van
witgloeiend gas, want de metalen, het goud, het platina, de hardste
rotsblokken zijn niet bestand tegen zulk eene hitte. Ik mag dus
met grond vragen, of het mogelijk is om in zulk een middelpunt door
te dringen!"
"Dus is het de warmte, die u verlegen maakt, Axel?"
"Zonder twijfel. Al kwamen wij slechts tot eene diepte van tien uur
gaans, dan zouden wij reeds de grens der aardschors bereikt hebben,
want de warmtegraad is daar hooger dan dertien honderd graad."
"En gij zijt bang om te smelten?"
"Gij kunt die vraag zelf wel beantwoorden," zeide ik verstoord.
"Zie hier mijn antwoord," hernam professor Lidenbrock met een deftig
gezicht; "noch gij, noch iemand anders weet met zekerheid wat er in
het binnenste van den aardbol omgaat, dewijl men nauwelijks het twaalf
duizendste deel van zijn straal kent; de wetenschap is bij uitstek
vatbaar voor volmaking en iedere theorie wordt gestadig omvergeworpen
door eene nieuwe theorie. Heeft men tot Fourier toe niet geloofd,
dat de warmtegraad
|