ist, mijn jongen! en bemerkt gij niets op
die knieschijf?"
"Ja! een berg, die in de zee schijnt uit te steken."
"Goed! dat is de Sneffels."
"De Sneffels?"
"Dezelfde, een vijfduizend voet hooge berg, een van de merkwaardigste
des eilands en voorzeker de beroemdste der geheele wereld indien zijn
krater in het middelpunt van den aardbol uitloopt."
"Maar dat is onmogelijk!" riep ik uit, de schouders ophalende en
geergerd door zulk eene vooronderstelling.
"Onmogelijk!" antwoordde professor Lidenbrock op een gestrengen
toon. "En waarom?"
"Omdat die krater natuurlijk versperd is door de lava, de gloeiende
steenen, en dus...."
"En als het een uitgedoofde krater is?"
"Een uitgedoofde?"
"Ja. Het aantal nog werkende vulkanen op de oppervlakte van den
aardbol bedraagt tegenwoordig slechts omtrent drie honderd; maar er
bestaan veel meer uitgedoofde vulkanen. De Sneffels nu behoort onder
deze laatste, en in historische tijden heeft er maar eene uitbarsting
plaats gehad, in 1219; sedert dat tijdstip is zijn geweld langzamerhand
bedaard en thans behoort hij niet meer tot de werkende vulkanen."
Op die stellige verzekeringen kon ik niets meer antwoorden, en dus
ging ik over tot de andere duisterheden, die het document bevatte.
"Wat beteekent dat woord Scartaris," vroeg ik, "en wat heeft de eerste
Juli daarmee te maken?"
Mijn oom dacht een poosje na. Ik hoopte een oogenblik, maar ook
slechts een, want weldra antwoordde hij mij aldus:
"Wat gij duisterheid noemt is voor mij licht. Het bewijst de vernuftige
zorg, waarmede Saknussemm zijne ontdekking heeft willen aanwijzen. De
Sneffels bestaat uit verscheidene kraters; het was dus noodig
den krater aan te duiden, die naar het middelpunt van den aardbol
voert. Wat heeft nu de geleerde IJslander gedaan? Hij heeft opgemerkt,
dat tegen den eersten Juli, dus in de laatste dagen der maand Juni,
een van de pieken des bergs, de Scartaris, zijne schaduw verlengt tot
aan de opening van den bedoelden krater, en hij heeft het feit in zijn
document aangeteekend. Kon hij eene nauwkeuriger aanwijzing bedenken,
en kunnen wij, als wij eens den top van den Sneffels bereikt hebben,
met mogelijkheid den rechten weg missen?"
Het was duidelijk, mijn oom had op alles een antwoord. Ik zag wel,
dat hij niet te vatten was op de woorden van het oude perkament. Ik
drong er dus niet langer op aan, en daar ik hem boven alles moest
overtuigen, ging ik over tot de wetenschappelijke tegenwe
|