te rivieren en bedekt
met een weelderigen plantengroei, waar de inboorlingen te kiezen
hadden tusschen ceders en andere woudreuzen om de groote kano's te
vervaardigen, waarvan het verhaal melding maakt. Deze inboorlingen
gingen evenals de Mayas gekleed; maar de voorraad cacao vooral
pleit ten voordeele van mijne onderstelling, want de cacao is in
Yucatan niet inheemsch, maar was en is nog steeds een der voornaamste
voortbrengselen van Tabasco.
Wat mij het meeste verwondert in dit verhaal, is dat Columbus, bij
de voor hem zoo geheel onverwachte verschijning van die groote sloep
met hare beschaafde bemanning, niet op de gedachte is gekomen om
deze zeevaarders te volgen, ten einde te zien van waar zij kwamen:
hadde hij dit gedaan, dan zou hij ook de eerste zijn geweest die de
beschaafde landen van Amerika had ontdekt.
De eer der ontdekking van het schiereiland behoort nu aan Vincente
Yanez Pinzon, die in gezelschap van Juan Diaz Solis in 1506 langs
de oostkust van Yucatan voer, maar zonder haar te verkennen. In 1511
eindelijk leed Valdivia, die met twintig Spanjaarden van Darien kwam
en naar Cuba ging, schipbreuk op de riffen, bekend onder den naam van
de Alacranes. De bemanning, in eene sloep saamgepakt, werd, na eene
omzwerving van dertien dagen, door den stroom op eene onbekende kust
geworpen. Dat was de kust van Yucatan; de schipbreukelingen, wier
aantal door dorst en honger tot dertien geslonken was, bevonden zich
aan de oostelijke punt van het schiereiland, bij kaap Catoche. Zij
werden door de inboorlingen gevangen genomen en bestemd om geofferd
en gegeten te worden; allen ondergingen dat lot, met uitzondering van
twee, Geronimo de Aguilar en Gonzalo Guerrero, van wie wij nog nader
spreken zullen. Deze ontdekking was dus bloot toevallig; opzettelijke
ontdekkingstochten werden eerst eenige jaren later ondernomen.
In 1517 doet Cordova een verkenningstocht langs het noordoosten van
het schiereiland; hij volgt de kust van het oosten naar het westen
en bespeurt verschillende groote steden en hooge pyramiden; hij gaat
te Campeche aan land, waar hij tempels vindt aan Kukulcan, den god
Quetzalcoatl der Tolteken, gewijd; op de muren van die tempels zag
hij groote slangen in relief uitgehouwen, gelijk aan die waarmede de
buitenmuur van den grooten tempel te Mexico prijkte. Door gebrek aan
water gedrongen, landde Cordova aan de westkust, te Potonchan, thans
Champoton, waar hij, in een gevecht met de Indianen, zeven-en-vij
|