iet haar zelden in de vuile straten, die
geen riolen hebben, vol kuilen en gaten zijn en in den regentijd in
moerassen zijn herschapen. Zij hebben geene andere afleiding dan het
bezoeken der kerk, en des avonds, van vijf tot zes uur, een toertje
met rijtuig. De eerste kerkdienst begint reeds des morgens tusschen
drie en vier uren; op dit onmogelijke uur worden, tot schrik van
alle vreemdelingen, alle klokken geluid, hetgeen een allesbehalve
aangenaam concert is.
Het gezellig verkeer is echter te Merida zeer levendig: letterkundige
bijeenkomsten, danspartijtjes, concerten, schouwburgen, dagbladen
en tijdschriften:--men vindt er van alles; er is wrijving genoeg van
denkbeelden en een opgewekt litterair leven. Twee geschiedschrijvers,
Eligio Ancona en de canonigo Crescentio Ancona, schilderen in
hunne verhalen de heldendaden der veroveraars, het lijden der
eerste kolonisten, de innerlijke partijtwisten en beroeringen en de
bloedige episoden van den burgeroorlog. De Yucateken zijn niet alleen
staatsambtenaren, zoo als dat meestal het geval is met de Mexicanen der
hoogvlakten: zij drijven ook handel en leggen zich toe op industrie:
in hun land wordt dit arbeidsveld niet, als bijna overal elders,
aan de vreemdelingen overgelaten. Zij zijn een eigenaardig ras, door
harde beproevingen geleerd en gestaald; een jong en levenslustig ras,
bij hetwelk de noodlottige invloed van het klimaat zich, naar het
schijnt, alleen toont in de kleine gestalte en het overwicht van het
vrouwelijk element in de bevolking. Men kan den Yucateken misschien
al te groote winzucht verwijten, die er hen toe brengt met name den
vreemdeling op onbeschaamde wijze te plunderen. Ik kan uit eigen
ondervinding daarvan een merkwaardig voorbeeld mededeelen.
Ik wilde een huis huren met den amerikaanschen consul, die overal
rondkeek en mij inmiddels aan zijne talrijke vrienden voorstelde. Wij
werden overal met de meeste welwillendheid ontvangen; men betuigde
zijn spijt, dat men ons niet kon helpen; men verklaarde zich overigens
geheel tot onze dienst bereid; maar daar bleef het bij. Eindelijk
zeide een van de vriendelijksten en ijverigsten, een dagbladschrijver,
tot ons: "Ik heb wat gij zoekt; in die straat heb ik een huis; hier
is de sleutel; gaat het eens zien; als het u aanstaat, is het tot
uwe beschikking." Wij gaan het huis zien, dat echter voor ons niet
geschikt blijkt; terugkeerende loopen wij even bij onzen vriend aan
om te zeggen, dat wij het niet neme
|