p de hoogvlakten,
en de bas-reliefs van deze stad in Yucatan. Deze monumenten zijn,
naar mijne overtuiging, afkomstig van de Tolteken, en van betrekkelijk
jongen datum. Ziehier het bewijs voor deze meening.
De balustrade van de groote trap verbeeldt, zoo als wij zagen, eene
gevederde slang, geheel overeenkomende met die aan den muur van den
tempel te Mexico. De gevederde slang was het symbool van Quetzalcoatl,
een god der Tolteken en der Azteken: in Yucatan was zij het teeken
van Cuculkan, een god der Mayas; in beide talen hebben de twee namen
dezelfde beteekenis, namelijk die van _gepluimde slang_. Dit beeld,
dat op de gebouwen van Yucatan veelvuldig voorkomt, diende ook ter
versiering van de huizen der aanzienlijken te Mexico. Clavigero zegt
ons dat de Azteken, in hunne bouworde, de kroonlijst bezigden, en
dat men aan sommige gebouwen eene reusachtige slang in relief zag,
die zich om alle openingen van het paleis slingerde, en zich zelve
in den staart scheen te bijten.
De twee pilaren van den voorgevel vertoonen eene onmiskenbare
overeenkomst met eene tolteeksche zuil, die wij te Tula hebben
gezien: ook hier zijn de schachten met vederen versierd en vertoonen
de basementen den kop van een slang. Uit alles blijkt dus dat deze
tempel aan Cuculkan was gewijd. Ook het kapiteel van den pilaar te
Chichen-Itza verdient de aandacht. Het is geheel gebeeldhouwd: in het
midden ziet men eene staande figuur, die met haar opgeheven armen het
entablement schijnt te torsen. Deze gestalte met haar langen baard
is wederom eene voorstelling van den tolteekschen god Quetzalcoatl,
die onder verschillende gedaanten werd afgebeeld. Zijne kleeding is
buitengewoon rijk: aan de polsen draagt hij breede armbanden, en op
het hoofd een reusachtig tooisel van vederen; om zijn hals hangt een
lange keten van edelgesteenten, en zijne laarsjes zijn met lederen
rosetten versierd.
VI
Ik heb reeds gezegd, dat er te Chichen-Itza twee cenotes zijn,
reusachtige kuilen, met loodrechte wanden, waarin het water door
onderaardsche beken wordt aangevoerd. Deze twee natuurlijke reservoirs
hebben ongetwijfeld aanleiding gegeven tot de keuze van deze plaats
voor de stichting eener stad en voor de nederzetting eener talrijke
bevolking in den omtrek. De inwoners van Chichen konden zich de moeite
sparen om diepe putten te boren; evenmin behoefden zij kunstmatige
waterbakken of vijvers aan te leggen: de natuur zelve had gezorgd
voor een rijken overvloed v
|