gs die bijna
loodrechte helling naar beneden, maar eens in het frissche water,
willen zij er niet meer uitkomen. De muilezel die mijne bagage met
mijne aanteekeningen en cliches droeg, deed nog beter: hij ging op de
diepste plek in het riviertje liggen, zoodat alleen zijn kop boven
water uitstak. Ik kon een kreet van schrik niet onderdrukken, want
ik dacht aanvankelijk dat al mijne dokumenten verloren zouden zijn;
gelukkig was dit niet het geval, maar wij moesten een gedeelte van den
nacht gebruiken om bij onze vuren mijne kleederen en mijne photografien
te drogen. Des morgens was het kwaad gelukkig weer hersteld.
Dien eigen avond bereikten wij het gedeelte van het woud, waar wij
een zekeren voorraad levensmiddelen hadden verborgen en een onzer
paarden stervende achtergelaten hadden. De levensmiddelen waren nog in
goeden staat: de apen en andere stroopers hadden onze beschuit en ons
gedroogd vleesch ontzien en de kisten met wijn waren nog ongeschonden;
van het paard konden wij geen spoor ontdekken: het arme dier was
waarschijnlijk dieper in het bosch ingegaan en daar gestorven, of
misschien door de tijgers verscheurd.
Den volgenden morgen sloegen wij den weg in naar Peten, en kwamen
vier dagen later te Sacluc, dat tegenwoordig Libertad wordt genoemd.
Libertad, de zetel van den prefect van Peten, is het laatste bewoonde
vlek van Guatemala, zoo als Tenosique van Tabasco; het draagt geheel
denzelfden stempel als alle spaansch-indiaansche dorpen in de warme
luchtstreek: ook hier hetzelfde ruime, met gras begroeide plein,
dezelfde armoedige kerk en enkele onaanzienlijke woningen in het
rond. Er is te Libertad aan alles gebrek, en de hongersnood schijnt er
permanent; wij zouden van honger zijn omgekomen, zonder de beambten
van de monteria van de heeren Jamet en Sastre van San-Juan Bautista,
die zoo goed waren ons een huisje te verhuren en ons een deel van hun
voorraad wilden afstaan. Trouwens, dat het dorp nog bestaat, heeft
het te danken aan het weinige vertier dat de hakkers van mahoniehout
hier nog aanbrengen.
Van Libertad loopt de weg in noordelijke richting naar Flores, aan het
meer van Peten, dertig kilometers verder. Flores is het oude Tayasal;
het bevallige dorp, zoo schoon gelegen midden in het fraaie meer en
door zijn gordel van bergen omringd, staat op dezelfde plek, waar eens
de stad der Mayas verrees. Want zij was wel degelijk eene maya stad,
waarvan de inwoners, Itzaes genoemd, de afstammelingen waren va
|