die elk tot eene andere
kunstperiode behooren. Tot de oudere en tevens hooger ontwikkelde
periode behooren de monumenten in Oaxaca, Guatemala en Yucatan, die
van tolteekschen oorsprong zijn; tot de jongere azteeksche periode
behooren de monumenten, die men in Mexiko en in het algemeen binnen
de grenzen van het oude rijk der Azteken vindt. Eene meer nauwkeurige
splitsing naar nationaliteit en tijdvakken is nog aan vele twijfelingen
en bezwaren onderhevig.
Sedert Antonio del Rio in 1787, op last van den gouverneur van
Guatemala, de ruinen van Palenque bezocht, maar vooral sedert zijn
verslag, in 1822, in eene engelsche en eene fransche vertaling het
licht zag, hebben vele andere reizigers en geleerden de monumenten
dezer landstreek onderzocht en in beeld en schrift meer algemeen
bekend gemaakt. In Mexiko zijn de voornaamste overblijfselen ruinen
van tempels en van vestingwerken: welke groepen van bouwwerken echter
meermalen samenvallen, in zoo verre de tempels ook zelven vestingen
waren. Zij onderscheiden zich vooral door hun massieven bouw,
maar getuigen tevens van smaak en van eene vrij hoog ontwikkelde
kunst. De voornaamste tempel van Mexiko lag in het midden der stad
en was zoo groot, dat hij, volgens Cortez, ruimte aanbood voor
vijfhonderd paarden. Hij vormde eene pyramide van vijf verdiepingen,
acht-en-dertig meter hoog, met een basis van vijf-en-negentig meter,
en twee torens. Pyramiden van meer of minder merkwaardigen bouw vindt
men op een aantal andere plaatsen; ruinen van oude steden vindt men
bij Tula, de oude Toltekenstad, bij Papantla in Vera-Cruz, bij Mopilca
in dezelfde provincie, bij Palenque, bij Ocosingo en elders.
Grondvorm van de geheele architektuur in Centraal-Amerika is de
pyramide, die voornamelijk in godsdienstige monumenten, minder
duidelijk in eigenlijke tempels en nog minder in paleizen, aan het
licht treedt. De teokalli's (godshuizen), die men onder zeker opzicht
reusachtige altaren zou kunnen noemen, zijn altijd vierzijdige,
nauwkeurig naar de windstreken georienteerde, van boven afgeknotte
pyramiden, waarop zeer dikwijls nog kapellen of andere gebouwen
verrezen. Hare wanden stijgen soms in onafgebroken helling naar boven;
maar meestal verheffen zij zich in verschillende, hoogstens acht,
verdiepingen, die of wel afzonderlijke terrassen vormen, of alleen
door omloopende, meestal versierde galerijen aangewezen worden. Naar
het plat voeren breede en steile trappen, die meest aan eene, soms
|