n rijk aan
antiquiteiten en ruinen. In den eerstgenoemden staat zijn de
beroemdste ruinen die van Copan; in Yucatan kent men reeds meer dan
vijftig ruinen, die door haar omvang en deels ook door haar pracht
de bewondering wekken. De paleizen bestaan dikwijls uit verschillende
gebouwen boven elkander; kolossale trappen voeren van het eene terras
naar het andere; ter wederzijde zijn die trappen met slangen versierd,
wier kop den grond aanraakt, terwijl het reuzenlijf zich naar boven
kronkelt. Terwijl de monumenten uit lateren tijd met versieringen
overladen zijn, kenmerken zich de oudste gedenkteekenen door eenvoud,
ernst en soliditeit; zoo als, bij voorbeeld, de pyramidale tempel
van Palenque in Guatemala, waarvan de voorgevel met figuren en
opschriften is versierd, terwijl van binnen mythologische beeldwerken
en bas-reliefs de wanden bedekken.
Ook elders in Centraal-Amerika heeft men merkwaardige overblijfselen
eener vroegere beschaving gevonden; zoo in Costa-Rica, waar massieve
sieradien van goud, kleine godenbeelden van brons, goud en koper,
en bevallig vaatwerk nog getuigen van de aanwezigheid eener hooger
beschaafde bevolking dan de Indianen; voorts aan de Mosquitokust en
vooral in Nicaragua, waar de eilanden in de meren nog belangrijke
ruinen bevatten, die nog maar voor een deel onderzocht zijn.
De Tolteken, van wie in het reisverhaal van Charnay bij herhaling
gesproken wordt, zijn een amerikaansche volksstam, die vermoedelijk
in de vijfde of zesde eeuw onzer jaartelling, van een meer noordelijk
gelegen land, Huehuetlapallan genoemd, naar Anahuac verhuisden en
daar omstreeks het midden der zevende eeuw de stad Tollan (Tula)
stichtten. Door verovering en vreedzame overeenkomsten breidden de
Tolteken allengs hun gebied uit en bereikten een betrekkelijk vrij
hoogen trap van beschaving. Omstreeks de elfde of twaalfde eeuw onzer
jaartelling stond het rijk der Tolteken op het toppunt van bloei en
macht; door ongelukkige oorlogen en andere rampen geraakte het allengs
in verval. Tegen het midden der twaalfde eeuw werden de Tolteken
uit een deel hunner woonplaatsen verdrongen door de Chichimeken, die
anderhalve eeuw later gevolgd werden door het krijgshaftige volk der
Azteken, die in 1325 de stad Tenochtitlan (Mexiko) stichtten en allengs
meester werden van het geheele land. De nieuwe veroveraars namen ook
hier de beschaving en kunst hunner hooger ontwikkelde voorgangers, de
Tolteken, over; deze laatsten weken allengs n
|