staf. Misschien zelfs zou men er
handschriften vinden, die tegenwoordig zoo uiterst zeldzaam zijn.
* * * *
Tot dusver de heer Charnay, wiens reisverhaal, onderdeel van een
uitgebreid werk, hier afbreekt. Naar wij vertrouwen, zal het onzen
lezers, tot recht verstand en toelichting van het voorafgaande,
niet onwelkom zijn, een beknopt samenvattend overzicht van de
overblijfselen en monumenten eener vroegere beschaving, bepaaldelijk in
Centraal-Amerika, te ontvangen. Het betreft hier een veld van studie,
dat bij ons nog weinig bekend en bearbeid is, en waarvan toch het hooge
belang voor de algemeene kultuurgeschiedenis niet te miskennen valt.
De amerikaansche antiquiteiten, de monumenten van de eigenaardige
beschaving der oorspronkelijk amerikaansche volken, behooren deels tot
een voorhistorischen tijd, deels tot den tijd der Tolteken en hunner
opvolgers de Azteken, aanvangende omstreeks de zevende eeuw onzer
jaartelling; of wel tot het rijk der Inka's in Peru, uit de dertiende
eeuw. Zij worden in drie hoofdgroepen verdeeld, die zoowel geografisch
als historisch gescheiden zijn: namelijk, in noord-amerikaansche,
centraal-amerikaansche en zuid-amerikaansche antiquiteiten. Van
de eersten en de laatsten kunnen wij nu niet spreken: slechts zij
hier opgemerkt, dat de noord-amerikaansche antiquiteiten, die weder
in drie groepen worden gesplitst en bijna het geheele gebied der
Vereenigde-Staten omvatten, een veel lageren trap van beschaving
aanduiden, dan die van Zuid- en vooral van Centraal-Amerika. Dit
neemt echter niet weg, dat ook de in Noord-Amerika, met name in
het stroomgebied van den Mississippi gevonden overblijfselen van
gebouwen en voorwerpen van kunstnijverheid de onwedersprekelijke
bewijzen zijn voor eene vrij wat hoogere beschaving, dan waarop
later, bij de aanraking met de Europeanen, de indiaansche stammen
van Noord-Amerika stonden.
De belangrijkste overblijfselen van de oud-amerikaansche beschaving
bezitten, buiten kijf, de hooglanden van Centraal-Amerika, Mexiko,
Guatemala en Yucatan. Met name zijn het de gewrochten van bouw- en
beeldhouwkunst, die hier deels als op zich zelven staande monumenten
in de nabijheid van nog bewoonde plaatsen, deels tot groepen vereenigd
als overblijfselen en ruinen van voormalige steden, de aandacht tot
zich trekken. Hoewel zij in het algemeen en in hoofdzaak hetzelfde
karakter eener zeer eenvoudige kunst vertoonen, kunnen zij toch
in twee afdeelingen worden onderscheiden,
|