l onderging eene verandering door het
opnemen van verschillende elementen.
Wij hebben reeds vroeger, bij ons bezoek te Kabah, gesproken van de
overdrijving en overlading in de ornamentiek, die het kenmerk is der
perioden van kunstverval: een verschijnsel, dat zich bijna bij alle
volken heeft voorgedaan. Bijna overal zien wij de in den aanvang zoo
strenge en sobere monumenten, zeer schaars met ornamenten versierd,
langzamerhand al rijker en weelderiger worden; de architektonische
lijnen treden op den achtergrond voor het ornament, dat al meer
en meer voortwoekert en eindelijk tot overlading, gemaaktheid en
wansmaak voert. De gothiek levert ons daarvan een sprekend voorbeeld,
en de arabische kunst in Spanje niet minder.
De Tolteken van Copan getuigen ook op hunne beurt van de waarheid dezer
opmerking; en men behoeft inderdaad geen archeoloog te zijn, om bij
het aanschouwen van deze monumenten te verklaren dat zij niet tot de
eerste, maar veelmeer tot de laatste periode eener kunstontwikkeling
behooren. De bewerkers van de monolithen, waarvan wij boven reeds
spraken, hebben hier alle ornamenten en alle architektonische
motieven bijeengebracht, die hunne voorgangers bij hunne paleizen,
hunne tempels hunne bas-reliefs en hunne godenbeelden hadden aangewend.
En niet alleen vermenigvuldigen zij de motieven en ornamenten,
zij stellen zelfs in een beeld verschillende goden voor: getuige
het beeld, waarvan wij de afbeelding en face geven en waarin men
gemakkelijk vier onderscheidene goden herkent. De groote middenfiguur,
die uit een drakenmuil te voorschijn komt, herinnert ons aanstonds
aan Quetzalcoatl, maar het is het hoofd eener vrouw, wier kostuum
ons de attributen te aanschouwen geeft van een Tlaloc van Palenque,
met zijne menschenhoofden als gordel versiersels; deze koppen zijn
hier geplaatst boven een krans of slinger van maishalmen, die een der
attributen is zoowel van Chalciutlicue, de echtgenoote van Tlaloc,
als van Centeotl, de mexikaansche Ceres, de godin van den oogst. Dit
beeld zou dus tegelijkertijd Quetzalcoatl, Tlalco, Chalciutlicue
en Centeotl moeten voorstellen. Wij weten reeds, dat men te Mexico
de drie eersten meermalen vereenigd afbeeldde en dat hun feest op
denzelfden dag werd gevierd.
Laat ons nu een blik werpen op het zoo merkwaardige altaar, waarmede
wij door Stephens bekend zijn geworden. Dat altaar, waarvan wij op
bladz. 308 de afbeelding geven, is zes voet lang en vier voet hoog; het
bovenste
|