n tempel te eten gaf; vervolgens kwamen de werklieden, die messen
van obsidiaan moesten maken, en zij vervaardigden een aantal messen,
waarmede de tongen der priesters moesten worden doorboord, en zij
legden die neder op een witten doek.
"Daarna volgden gebeden; en als de oude en de jonge priesters te zaam
gekomen waren en gereed voor de offerande, boorde de bekwaamste onder
de werkmeesters hun met een mes een groot gat in de tong.
"Aanstonds stak nu de voornaamste _achcantli_ in zijne doorboorde tong
meer dan vier- of vijfhonderd van die staafjes, die de timmerlieden
gemaakt hadden; de andere oude priesters deden desgelijks, en diegenen
onder de jongeren, die den meesten moed hadden, volgden hun voorbeeld
na.
"Als deze afschuwelijke operatie volbracht was, trachtte de oudste,
die als hoofd gold, ondanks de duldelooze pijn, te zingen, om de
jongeren aan te moedigen tot het volbrengen der ceremonie."
Ons bas-relief stelt ons dus zulk eene offerande aan Quetzalcoatl
of Cuculcan voor, en de tempel, die met deze beeldwerken prijkte,
was aan dien god gewijd.
Eene bijzonderheid, die de geschiedschrijver aan het slot van hetzelfde
hoofdstuk vermeldt, geeft ons de verdere verklaring van het bas-relief.
"Gedurende dien vastentijd--zegt Torquemada--begaf de voornaamste
_achcantli_ zich naar de steden en de dorpen, om de lieden te vermanen
tot de voorbereiding van het groote offerfeest; en tot teeken droeg
hij in de hand een grooten groenen tak.
Dit is duidelijk genoeg. Daar staat de priester met den palmtak in
de hand, waarvan de bladeren rusten op het symbolische teeken van
den wind, waarmede Quetzalcoatl zoo dikwijls wordt afgebeeld. Wij
vinden dus te Lorillard de eeredienst van Tlaloc en van Quetzalcoatl,
de godheden der Tolteken, ook door de Azteken vereerd, en wier dienst
in de veroverde landen werd ingevoerd.
Ons bezoek aan de stad Lorillard, waarvan de indiaansche naam mij
onbekend is, was hiermede afgeloopen. Niet dan met spijt verliet ik
deze nieuwe stad, waar ik mij gaarne langer had opgehouden, want ik
was er zeker van, dat er nog vele nieuwe en misschien belangrijke
ontdekkingen waren te doen. Anderen, in gunstiger omstandigheden
verkeerende, zullen de aangevangen taak, naar ik vertrouw, voltooien
en ook de monumenten op den rechter oever opsporen, van welker bestaan
ik mij verzekerd houde, maar die ik niet heb kunnen vinden.
Wij gaan weer aan boord, en hebben bijna een ganschen dag noodig,
om stro
|