ijd als indiaansch dorp. In den laatsten tijd heeft dit vergeten
dorp eene zekere bekendheid verworven. Ten gevolge van de toenemende
zeldzaamheid van het mahoniehout in de bosschen van Tabasco, zijn de
handelaars in deze kostbare houtsoort gedwongen geworden, hunne agenten
tot naar de onbekende valleien van den staat Chiapas, naar de oevers
van de Usumacinta, en zelfs naar Guatemala te zenden. Tenosique is
daardoor de stapelplaats geworden voor alle produkten van dien aard,
die uit Guatemala komen, en de woonplaats van de geemploieerden der
beide huizen, die tot dusver dezen handel gemonopoliseerd hebben.
De geschiedenis van een blok mahoniehout is merkwaardig genoeg:
ik zal mij de vrijheid veroorloven, ze aan mijn lezer te vertellen.
Niet iedereen kan zulk eene exploitatie op touw zetten; daartoe behoort
een aanzienlijk kapitaal en eene volledige kennis van de plaatselijke
gesteldheid, benevens de geschiktheid om met de menschen, met wie
men in aanraking komt, om te gaan. Meer dan een, verlokt door het
vooruitzicht der buitensporige winst, heeft zich, door gebrek aan
kennis en ondervinding, geruineerd.
Het mahoniehout zelf kost niets; de boomen staan daar in dichte
gelederen, recht als dennen, hoog en prachtig; de staat legt u slechts
eene zeer geringe belasting op van vijf francs per stuk. Gij hebt ze
voor het nemen: maar juist daar ligt de moeilijkheid. Vooreerst moet
een plek opgespoord worden, waar mahonieboomen in menigte te vinden
zijn. De handelaar heeft daarvoor speciale agenten, _monteros_
genoemd. De montero is een ondernemend, moedig, energiek man,
gewend aan het wilde leven in de bosschen en bestand tegen alle
vermoeienissen; hij begeeft zich op weg, gevolgd door twee Indianen
en een muilezel, die de mondbehoeften draagt; hij neemt zijn revolver
en zijn geweer mede, niet zoo zeer als veiligheidsmaatregel, maar om
te kunnen jagen, want als de levensmiddelen zijn opgeteerd, moet hij
op die wijze in het onderhoud van drie menschen voorzien. Hij verlaat
de bekende paden, en trekt het oerwoud in, waar hij zich met behulp
van zijn sabel, een smallen doortocht moet banen, die zich achter
hem aanstonds weer sluit; somwijlen blijft hij twee of drie maanden
lang in deze onbekende wildernis, telken avond een hut van takken en
bladeren bouwende, als schuilplaats tegen de tropische stortregens,
vechtende tegen de wilde dieren, dagen achtereen rondzwervende
door moerassige streken, waar de vochtige grond verpestend
|