eer diep. Zoowel hieruit, als uit
andere bijzonderheden, die Herrera mededeelt, blijkt dat de groote
veldslag geleverd werd aan de oevers van de rio Seco, en dat daar
ook de indiaansche hoofdstad Centla lag, tegenwoordig Comalcalco.
Gedurende mijn verblijf te Frontera houd ik mij vooral bezig met het
opsporen van oud aardewerk, en het gelukt mij eene vrij volledige
verzameling bijeen te brengen. Wel zijn de indiaansche afgodsbeelden
van terra-cotta in Tabasco niet zeldzamer dan elders,--men vindt er
eene menigte in de bosschen--maar in den regel slaat men ze stuk;
tot hiertoe heeft niemand zich de moeite gegeven, ze te verzamelen;
in het museum te Mexico vindt men er geen enkel exemplaar van.
Onder degenen die ik heb bijeengebracht, vindt men verschillende
beelden, meer of minder overeenkomende met die van de hoogvlakten. Ik
voeg hier (blz. 144) de afbeelding van twee der fraaiste en volledigste
bij. Als ik zeg fraaiste, is dat maar bij manier van spreken, want de
aarde is ruw en grof, de figuren zijn monsterachtig en onbeholpen, en
men zou zeggen, dat de vervaardigers er zich bij voorkeur op toelegden
om iets grotesks en leelijks voort te brengen. Maar als bewijzen van
de mate van kunstontwikkeling bij de Indianen, en dus als historische
dokumenten, hebben ook deze wanstaltige beelden waarde en betekenis.
Intusschen volgen de dagen maar steeds, in vervelende eentonigheid op
elkander, en er is geen spoor van een stoomboot te ontdekken. De dood
velt rechts en links zijne slachtoffers, maar daar wij midden in het
karnaval zijn, wordt er niet minder pret gemaakt en gedanst. De jonge
meisjes van de stad verschijnen in het logement, bijdragen vragende
voor de kosten van het bal; onder haar zijn er die er heel aardig
uit zien, en daar men ook ons uitnoodigt, teekenen wij mede. Mannen,
bij wijze van maskerade in onmogelijke lompen gehuld, loopen door de
straten, gevolgd door jongens en vrouwen, die luidkeels lachen om
hunne kwinkslagen; er worden zwermen afgestoken, koperinstrumenten
schetteren, geaccompagneerd door het knarsen en janken van guitaren:
het bal begint. De menigte stroomt er heen; wij gaan mede om getuigen
te zijn van de reeds vroeger aanschouwde tooneelen en van dezelfde
eentonige dansen. Julien, mijn bediende, is de koning van het feest:
hij is jong, welgemaakt en danst verrukkelijk: de schoonen van
Frontera zijn op hem verzot en dingen om zijn gunst; wel eenigszins
tot ergernis van Lucien, die hem niet ui
|