, omstreeks twintig
voet beneden het gewelf, en dertig beneden den beganen grond, ziet men
een groot bekken vol frisch en helder water, waarin eene menigte kleine
vischjes zwemmen, terwijl zwermen van zwaluwen in alle richtingen de
grot doorkruisen en de ruimte vullen met haar vroolijk geroep.
Van den cenote begeven wij ons naar de ruinen, die onze bedienden
inmiddels bezig waren van den overvloedigen plantengroei te
zuiveren. In afwachting dat zij daarmede gereed waren, dwaalden
wij rond door de bosschen, uitziende naar ruinen, zonder eenig
kwaad vermoeden ons een weg banende door de verraderlijke takken
der boomen, maar welhaast stikkende van de hitte in onze nauw
sluitende kleeding. Niemand voelde zich onwel of klaagde over iets
buitengewoons. Shuty was de eerste, die teekenen gaf van een abnormalen
toestand; bij het verlaten van den cenote was hij onrustig geworden;
hij stond eensklaps stil en beet zich in zijne pooten of maakte
zonderlinge sprongen; maar steeds vroolijk, levendig en aardig,
vervolgde hij, luid blaffende, zijn weg. Wij gingen toen door het
dichte hout; en de min of meer gekunstelde vroolijkheid van Shuty
maakte plaats voor wezenlijken angst; zijn blaffen ging over in
janken; hij beet zich met woedende heftigheid, rolde zich in het gras
en begon zoo akelig te huilen, dat zijne meesteres hem opnam: het
lichaam van het arme dier was geheel en al overdekt met wriemelende
garrapaten: wij zelven werden onmiddellijk door dit ongedierte
aangetast.--Gelukkig vonden wij bij onze tehuiskomst een uitnemend
dejeuner, door den chineeschen kok van don Alvaro klaar gemaakt;
maar eer wij aan tafel gingen, begaven wij ons een voor een naar een
kabinetje om ons van ongedierte te zuiveren en op nieuw toilet te
maken. Mevrouw Ayme en Shuty bleven verder tehuis en waagden zich
niet meer aan ontdekkingstochten.
De ruinen van Ake zijn zoo goed als onbekend. Stephens, de
amerikaansche onderzoeker, spreekt er in zijn belangrijk reisverhaal
slechts ter loops van. Hij noemt de groote galerij een kolossaal werk,
en het paleis in zijn geheel een gewrocht van reuzen; de ruinen hebben,
volgens hem, het merk van hooger ouderdom dan andere monumenten. Hij
voegt er bij, dat volgens Cogolludo de Spanjaarden op hun tocht eene
stad ontmoetten, Ake genaamd, waar zij een gevecht moesten leveren
tegen eene groote menigte Indianen. Stephens vergist zich; als hij
Cogolludo nauwkeuriger had gelezen, zou hij bemerkt hebben dat de
stad, wa
|