n; en op eenigen afstand, buiten het bereik
van den hond, een stuk vleesch nederleggen, dat het hongerige dier
vergeefs trachtte te bereiken. Het gelui van de bel en het janken
van den hond brachten de Mayas in den waan, dat hunne vijanden nog
steeds in hun kamp waren. Inmiddels trokken de Spanjaarden in alle
stilte naar het noorden, in de richting van Cilan. Toen het dag werd,
bespeurden de Indianen dat zij misleid waren geworden: woedend zetten
zij de vluchtelingen na, die niet dan met groote moeite de zeekust
en het grondgebied van een vredelievenden vorst bereikten, die hun
eene schuilplaats bood.
Het paleis der Nonnen (el palacio de las Monjas) is een der
voornaamste paleizen van Chichen-Itza; men heeft er een klooster van
gemaakt, evenals van het groote gebouw te Uxmal, dat denzelfden naam
draagt. Sommige schrijvers verhalen namelijk, dat bij de Azteken
in Mexico de gewoonte heerschte, om jonge meisjes van aanzienlijke
familie en omstreeks twaalf jaren oud, gedurende zekeren tijd aan de
goden te wijden. De meesten verlieten den tempel om in het huwelijk
te treden; sommigen verbonden zich, door plechtige gelofte, voor
haar geheele leven. Sahagun deelt mede dat deze meisjes, kleine
priesteressen of zusters genoemd, in de bijgebouwen van den tempel
woonden, onder streng opzicht van daartoe aangestelde vrouwen; zij
leidden daar een kloosterleven, en waren aan zeer strenge regelen
onderworpen. Haar hair werd afgeknipt; zij moesten des nachts opstaan
om te bidden en den tempel te reinigen; zij vastten bijna onophoudelijk
en pijnigden en martelden zichzelven op allerlei wijze ter eere der
goden. Zij doorboorden zich de tong en de ooren met scherpe doornen,
sliepen steeds geheel gekleed, om elk oogenblik haar arbeid te
kunnen hervatten, gingen altijd met neergeslagen oogen, en moesten
de doodstraf ondergaan voor iedere inbreuk op de strenge regelen der
godsdienstige tucht. Zij waren dus inderdaad nonnen.
Het paleis bestond uit een middengebouw en twee vleugels; de plaat op
bladz. 37 geeft den voorgevel van den linkervleugel te aanschouwen,
die zeer schoon en uitmuntend goed bewaard is gebleven. Deze facade
bestaat uit drie vooruitspringende lijsten, die twee friesen begrenzen,
waarvan de versiering uit dezelfde motieven is saamgesteld. Op de
eerste fries ziet men twee omlijste hoog-reliefs, waarop mannen zijn
voorgesteld in neergehurkte houding; het lichaam van den een is gevat
in de schaal van een schildpad; de reusa
|