en of
dichtbegroeide heuvels en terpen. Met deze ruinen bekend, kon ik mijn
reisgenooten elk monument aanwijzen.
Het Castillo vormt het middelpunt der ruinen; ten oosten, aan den
voet der pyramide, lag het marktplein, met twee kleine, daartoe
behoorende paleizen; ten noorden, de ruinen van een fraai gebouw
en de gewijde cenote, met den tempel ter bewaking van het bassin;
ten noordwesten de beroemde Kaatsbaan; ten oosten en ten zuidoosten,
de Chichanchob, de Caracol, de tweede cenote, het paleis der Nonnen,
de Akab-sib, en verder, de sedert lang verlaten hacienda. Wij spraken
half fluisterend over het geheimzinnig verleden van die doode stad,
die wij zouden trachten uit het graf op te roepen; geen enkel geluid
steeg uit de wijde vlakte tot ons op: alom een plechtige stilte als
op een kerkhof, slechts nu en dan afgebroken door het geroep der
schildwachten, die met geregelde tusschenpoozen elkander waarschuwden.
Toen de dag was aangebroken, vertoonde zich een ander schouwspel,
niet minder schoon. De vlakte, geheel met een dichten nevel overdekt,
waarboven de pyramiden en de begroeide terpen uitstaken, scheen een
kalme zee, met groene eilanden bezaaid; de horizon tooide zich, bij
het rijzende licht, met de heerlijkste kleuren; lichte, doorschijnende
nevelwolkjes zweefden door de ruimte, telkens wisselend van vorm en
tint. Eindelijk verscheurde zich de nevelsluier en smolt weg voor
de zonnestralen, niets achterlatende dan de schitterende droppels,
als diamanten over de bladeren van het geboomte verspreid.
De zoogenoemde steden der Mayas verschilden ten eenemale van onze
tegenwoordige steden; de Spanjaarden vergeleken de eerste steden,
die zij hier zagen, met de steden in hun vaderland, met Sevilla bij
voorbeeld; maar deze vaak herhaalde vergelijking is toch verre van
juist. Voor zoo ver wij daarover thans, naar de overblijfselen, kunnen
oordeelen, bestonden deze steden uit eenige groepen van gebouwen, die
wij overal terugvinden, namelijk: een of meer tempels, de paleizen van
den vorst en van de caciquen of hoofden, en gebouwen voor de openbare
dienst bestemd. Deze groepen waren, schijnbaar zonder plan of orde,
over eene aanmerkelijke oppervlakte verspreid; de tusschenruimten
werden ingenomen door tuinen, waartusschen met cement geplaveide
wegen liepen; in den omtrek stonden de hutten der bedienden en slaven.
Chichen-Itza--dat wil zeggen, nabij de put van de Itza--ontleent haar
naam aan den cenote of de twee cenotes,
|