woesten, de geschreven dokumenten te vernietigen, en zoo veel
mogelijk elk spoor en elke herinnering van de inlandsche beschaving
uit te roeien. Bisschop Landa, wiens werk over de zaken van Yucatan
omstreeks 1566 geschreven werd, dat is dus vijf-en-veertig jaar na
de verovering, spreekt van de gebouwen te Izamal, waarvan er toen
nog twaalf in wezen waren, en deelt ons mede, dat de stichters
dier monumenten onbekend waren. Lizana daarentegen, die in 1628,
zestig jaren later, schreef, en die veel minder dan Landa in de
gelegenheid was om zich bekend te maken met de oude traditien en
legenden, vertelt ons uitvoerig de geschiedenis dier monumenten;
van de twaalf bouwwerken, waarvan zijn voorganger melding maakt,
kent hij er wel is waar slechts vijf, maar hij weet de namen, die
Landa niet wist: wij zullen dus zijne opgave volgen.
Landa, die eerst zegt dat men den oorsprong dezer monumenten niet
kende, deelt ons later mede, dat zij door het nog bestaande ras
der inlandsche bevolking waren gesticht: immers, onder het puin
der verwoeste monumenten, heeft men fragmenten gevonden van naakte
menschenbeelden en andere versierselen, zoo als de Indianen nog heden
van bijzonder sterke cement vervaardigen. In een graf vindt hij kunstig
bewerkte voorwerpen van steen, gelijk aan die welke de Indianen nog
tegenwoordig bij wijze van geld gebruiken. Even als te Merida, waar
hij genoodzaakt was, eene kapel te verwoesten, om een einde te maken
aan de godsdienstige vereering van het oude heiligdom, bestond ook
hier, volgens Landa, eene groote pyramide, waarvan wij de afbeelding
geven op bladz. 32. De kapel, welke deze pyramide bekroonde, bestond
in zijn tijd nog: hij geeft er eene beschrijving van en zegt dat zij
opgetrokken was uit zorgvuldig gehouwen, met beeldwerk versierde
steenen. Met echt-zuidelijke overdrijving, voegt hij aan zijne
beschrijving de opmerking toe: "Dit monument is zoo hoog, dat men er
versteld van staat." Toch bedraagt die hoogte nauwelijks tachtig voet!
Het monument bestond uit twee gedeelten: de bijna tweehonderd el breede
basis met een ruim terras of platform, en de kleine pyramide, aan de
noordzijde van dit terras. Op het terras stond het volk, om getuige
te zijn van de godsdienstige plechtigheden, die ten aanschouwe van
allen op den top der pyramide werden volbracht. In de kapel, waarvan
Landa spreekt, stond het afgodsbeeld. Wij spreken hier bij analogie:
want wij weten dat dit het gebruik was te Mexico en in de s
|