des legers, die den titel voerde van Hunpictok,
hoofdman over achtduizend steenen lansen. Op den top dezer pyramide
vindt men niets dan puin; in het onderste gedeelte, dat van gelijke
constructie is als de piramide te Ake, bevond zich het door Stephens
beschreven beeld, dat thans verdwenen is, en ziet men nog heden, aan
de oostzijde, de figuur, op bladz. 28 afgebeeld. Aan dit beeld kunnen
wij de manier van werken der bouwmeesters duidelijk waarnemen. Deze
kolossale kop heeft eene hoogte van vier ellen; de oogen, de neus, de
onderlip zijn gevormd uit ruwe steenblokken, die, even als de wangen,
met versche cement zijn bestreken; de ornamenten ter rechter- en ter
linkerzijde zijn evenzoo van cement; aan de versierselen links, die
beter bewaard zijn gebleven, bespeuren wij nog die dubbele spiralen,
zinnebeeldige voorstellingen van den wind of den adem, het woord,
die wij reeds zoowel te Mexico als te Palenque hebben gezien en die
wij te Chichen-Itza zullen terugvinden.
Aan de westzijde van deze pyramide, waar men een gedeelte van de basis
heeft blootgelegd, zien wij een der fraaiste bas-reliefs, die wij in
Yucatan hebben ontmoet. De hoofdfiguur is een liggende tijger met een
menschenhoofd; het beeldwerk is van cement; de modeleering der figuren
is voortreffelijk; deze tijger met het aangezicht van een mensch
herinnert ons aan de teekens der mexicaansche ridderorden, arenden,
tijgers en sperwers. De orde van den tijger was de voornaamste van
allen; en niets past beter bij de bestemming, die het paleis, volgens
de legende, zou hebben gehad, dan deze symbolische voorstelling van
de kracht en den moed: eene waardige versiering der woning van den
opperbevelhebber van het leger van Izamal.
Al deze monumenten, de pyramide met den zonnetempel, de tempel van
Quetzalcoatl, het paleis van den vorst en de woning der priesters,
leveren het bewijs dat Izamal, op het tijdstip der verovering,
eene zeer talrijke bevolking had en een der hoofdpunten was van
de nederzettingen der Tolteken; voorts weten wij zeker, dat de
godsdienstoefeningen geregeld in de heiligdommen plaats grepen en
door het volk werden bijgewoond. Dit is echter onbestaanbaar met den
hoogen ouderdom, dien sommigen aan deze stad willen toekennen.
Wij vertrokken van Izamal ten vier uren in den morgen; het landschap
maakte op ons een bij uitnemendheid treurigen indruk. Op een afstand
van vier mijlen ontmoeten wij slechts een dorp, Sitilpech genoemd,
eene verzameling van
|