armoedige, meest ledigstaande hutten.
In Yucatan bemoeit de administratie zich waarschijnlijk niet met de
dienst der telegrafen en posterijen. Reeds te Merida had ik daarvan de
ondervinding opgedaan, daar toch een aantal telegrammen, waarvoor ik
zeer duur moest betalen, niet ter plaats hunner bestemming kwamen, of
althans onbeantwoord bleven. Bij navraag gaf men mij ten antwoord, dat
de telegraaflijn in geen goeden toestand verkeerde. Op onzen tocht kon
ik mij daarvan overtuigen. De aanleg van deze lijn moet inderdaad zeer
goedkoop zijn geweest, en de kosten van onderhoud zijn vermoedelijk
gelijk nul. Er was wel een draad, maar er waren geen palen en geen
isolators. Die ongelukkige draad liep langs den zoom van het bosch,
vastgemaakt aan een of anderen tak; boog de tak, dan hing de draad
neer; brak hij, dan viel de draad op den grond; nu eens zweefde hij
even boven den bodem, dan weer lag hij, als lusteloos en wanhopig,
slap op de struiken en rotsen. Die draad was te beklagen: maar nog meer
te beklagen waren zij die betaalden, om haar weer in orde te brengen,
of die er gebruik van maakten zonder eenig nut. Echter werkte hij toch
van tijd tot tijd, die rampzalige telegraaf: hij was er ten minste,
en onder dat opzicht onderscheidde Yucatan zich gunstig van Tabasco,
waar de telegrafen onmiddellijk na den aanleg weer verdwenen, omdat
de inwoners de draden voor hun eigen gebruik aanwendden.
Na een zeer vermoeienden rit kwamen wij des avonds ten zeven uren te
Citas. Het was volslagen donker, en men wachtte ons niet meer. Voor
onze ontvangst was niets in gereedheid gebracht; de dorpelingen waren
blijkbaar met deze verrassing alles behalve ingenomen. Waar zouden wij
overnachten? Daar de school voor het oogenblik ledig stond, werd die
ons ten gebruike afgestaan; wij gingen allen te zamen aan den arbeid,
zetten de tafels en banken op zij, en maakten zoodoende ruimte voor
onze hangmatten en veldbedden. Maar het souper:--dat is een lastig
ding! De tijd is verstreken, en de dorpelingen hebben geen lust, weer
aan het werk te gaan. Gelukkig komen de rechter en de burgemeester ons
bezoeken: dank zij hunne tusschenkomst, wordt de zaak nog geschikt;
de hoop op eene goede winst vermurwt de harten, en wij kunnen ons
avondmaal gebruiken.
Te Citas moeten wij den grooten weg verlaten om de bosschen in
te gaan; wij moeten dus hier onze rijtuigen achterlaten, en in
de plaats daarvan ons dragers, ezels en muildieren aanschaffen:
daartoe i
|