kleine vertrekje, dat voor bewoning ten eenemale
ongeschikt is, kan onmogelijk een paleis zijn geweest; wij mogen
veilig aannemen dat wij hier met een tempel te doen hebben; en
dat te meer omdat deze pyramide een deel schijnt uit te maken van
het daaraan grenzende monument, waarboven zij zich verheft. Dit
laatste monument herinnert door zijne rechthoekige gedaante, aan
de soortgelijke gebouwen, die wij te Tula en te Teotihuacan gezien
hebben en die men met den naam van citadellen bestempelt, maar die
inderdaad niet anders waren dan de vermaarde Tlachtli, de kaatsbaan,
waarvan alle geschiedschrijvers melding maken. Het kaatsspel was bij
uitnemendheid het nationale spel der Tolteken, die het ook in Tabasco
en Yucatan invoerden. Wij zullen zulk een tlachtli, beter bewaard,
te Uxmal en te Chichen-Itza terugvinden. Waarschijnlijk hadden er,
voor den aanvang van het spel, in dien kleinen tempel godsdienstige
ceremonien plaats.
Een weinig meer ten zuidoosten zien wij een monument, dat tot velerlei
gissingen aanleiding heeft gegeven. Het is eene langwerpige pyramide,
met een zonderling gebouw gekroond. Het geheel ongewone voorkomen,
de buitengewoon groote trap, die zonderlinge architektuur, geheel
afwijkende van het gewone karakter der yucatansche monumenten:
dit alles verplaatst ons als het ware in eene nieuwe wereld. Het
zonderlinge monument bestond uit zes-en-dertig pilaren, waarvan er
nog negen-en-twintig over zijn, geplaatst op het bovenvlak van eene
langwerpige pyramide of liever een terras van zes el hoogte. Men
bereikt dat plat langs een reusachtige trap van ruwe steenblokken,
van anderhalve tot twee el lengte, en van dertig tot vijftig duim
hoogte. De pilaren waren gemiddeld vier el vijf-en-zeventig duim hoog,
te oordeelen althans naar de hoogsten en best bewaarden, die nog
voorhanden zijn; zij bestaan uit tien blokken van een el twintig duim
in lengte en breedte, en tusschen de veertig en vijftig duim hoogte.
Men had mij gezegd dat de steenen eenvoudig op elkander waren gelegd,
en dat de bouwmeesters te Ake geen kalk of cement hadden gebruikt. Dit
is onjuist; bij onderzoek blijkt toch dat wel de buitenzijden der
blokken, waaruit de pilaar bestaat, werden behouwen, maar dat de
binnenzijden ruw werden gelaten. Daar nu die binnenzijden niet juist
op elkander konden passen, moest men de ledige ruimten aanvullen met
kleine steenen, die nog voorhanden zijn, en werd ongetwijfeld tot
bedekking gebruik gemaakt van kalk of
|