van zeeziekte, aan den
kleinen houten havendam brengen.
Yucatan is een groot schiereiland, waarvan de vorming nog niet voltooid
is. Het noordelijk gedeelte, waar de kalkachtige bodem nog maar met
eene dunne laag teelaarde is bedekt, is eene dorre kale vlakte; in het
midden wordt de grond, sinds langer gevormd, vruchtbaarder en minder
vlak; in het zuiden eindelijk verheffen zich vrij hooge heuvels, die
in verband staan met de vertakkingen van de sierra Madre, welke zich
door geheel Centraal-Amerika uitstrekt. Het schiereiland, dat noch
rivieren, noch stroomende wateren heeft, strekt zich van het zuiden
naar het noorden in de golf van Mexico uit, tusschen den achtsten en
den twaalfden graad oosterlengte van Mexico, en den achttienden en
den twee-en-twintigsten graad noorderbreedte.
De eerste berichten omtrent Yucatan, of althans omtrent zijne bewoners,
zijn afkomstig van Columbus zelven, die op den 30_sten_ Juli 1502, toen
hij op het Pijnboomeneiland, ten zuiden van de noordwestpunt van Cuba,
vertoefde, van den kant van het westen eene groote boot zag naderen,
uit een enkelen boomstam gehouwen, bemand met vier-en-twintig roeiers
en voerende een cacique (opperhoofd, vorst) met zijne familie. Verder
wordt verhaald, dat deze lieden het sedert bekend geworden yucatansche
kostuum droegen, en dat er zich aan boord van de boot, hetzij ten
gebruik van de reizigers, hetzij om daarmede handel te drijven,
koeken of brooden van mais bevonden, benevens verschillende dranken
uit mais bereid; voorts cacao, groote houten zwaarden met sneden van
obsidiaan, koperen bijlen en katoenen stoffen, zoo zacht als zijde
en met levendige verwen gekleurd.
Ik twijfel er zeer aan of wij in dit verhaal werkelijk met Yucateken
of Mayas te doen hebben. Die groote, acht voet breede boot, uit een
enkelen boomstam gehouwen, kan niet uit Yucatan afkomstig zijn, een bij
uitnemendheid droog en, althans in zijn noordelijk gedeelte, tamelijk
dor en kaal land. Bovendien kan men niet aannemen dat de Mayas, die
een rotsachtig, vlak en droog land bewoonden, waar geen rivieren zijn,
ervaren zeelieden waren; koperen bijlen waren er bij hen wel niet
veel te vinden, evenmin als obsidiaan; eerst op hunne tweede reis,
onder Gryalva, vonden de Spanjaarden zulke bijlen in Tabasco.
Het komt mij dus waarschijnlijk voor, dat de boot, waarvan Columbus
spreekt, van Tabasco kwam: eene landstreek, toen niet minder beschaafd
dan Yucatan, maar bovendien doorsneden door groo
|