r die eerste bladzijden,
indien zij niet een--helaas zelfs zwak!--beeld gaven van het rommel- en
rammelslag-achtige, het pueriel bij elkaar gesleepte, 't zenuwachtig
van-de-hak-op-de-tak-springerige van het heele boek. De schrijver lijkt
op 'n zeer nerveus huismoedertje, dat met de kinders op zomervacantie
trekt. Heeremetijd, weken van te voren, liep 'r hoofd 'r al om. En nou
de verhuiswagen al twee grachten ver is, ziet ze dat dit vergeten is en
dat, en worden Pietje en Mietje hem achterop gestuurd, om 'm terug te
halen en holt zij trap op trap af, gang in, gang uit. En er wordt weer
opgeladen en afgeladen en vastgeknoopt en losgesjord en dit wordt
gebroken en dat wordt gebuild en de voerman vloekt en de voerman foetert
en de straatjongens komen er bij te pas en er is 'n leven als 'n
oordeel, dat je hooren en zien vergaat.--Want ook: dit boek is als een
verhuiswagen, de heer R. verhuist ook zijn meest onbeteekenende
bezittinkjes naar den buiten der publieke aandacht; de heer R. draaft
heen en weer--'t is werkelijk een pijnlijk gezicht hem zich zoo in 't
zweet te zien werken--en hij laadt op, al maar meer en nooit genoeg, en
'n paar van de aardige dingskes, die in de verhuisboel zijn--veel zijn
er niet--vallen in gruis en de andere, och die kunnen we toch niet
rustig bekijken, want we houen [p.39] ons hart vast om al de ongelukken,
die we zien aandreigen, en krijgen hoofdpijn van de herrie; trouwens:
een verhuiswagen is toch geen salon of museum, niet waar?
De heer Reddingius heeft helaas gemeend, alles te moeten geven wat en
zooals zijn herinnering of observatie--nuchterder dan hij zelf
meent!--hem hot en haar opdrong. Ach, hadde de Verbeelding zich tusschen
hem en zijn onderwerp tot een tijdelijke verduistering der werkelijkheid
bewogen. Een verduistering?!... Ja zeker, want immers, ik bedoel zulk
eene, die der werkelijkheid teederst en meest verborgen licht, in
waarheid haar corona, zichtbaar worden laat....
Want is het ook niet zoo met deze dingen gesteld, dat slechts nadat de
werkelijkheid en was verduisterd en stralend werd herboren, de ziel
zingt, om dat hersteld bezit, als een vogel om den verloren gewaanden en
zoo zonnig herrezen dag?...
Febr. 1913.
* * * * *
[p.40] JOANNES REDDINGIUS: ZONNEWENDE
Zoo fellen weerzin, als ik tegen 's heeren Reddingius' proza voelde en
voel--ik kan nog vaak met genoegen aan mijn wreed-harde Gids-critiek op
zijn Een Romantische Jo
|