aats hebben. Kunt gij niet nagaan, met wien hij hier ter
stede korrespondentie voert?"
"Nog niet, Ed. Achtbare!--doch zoo UEA. verkiest, zou men kunnen
waarschuwen de post, en dan zijn er middelen genoeg om te komen achter
het geheim."
"Hij zal zijne brieven zelf niet schrijven.--Wist ik hier maar iemand,
met wien hij betrekkingen heeft onderhouden."
Mijn goede vader dacht weinig, dat de persoon, die in staat was, hem de
meest voldoende narichten te geven, zich als derde in het vertrek
bevond. Het gehoorde had mij intusschen zoo sterk aangegrepen, dat ik
geen acht meer kon geven op het laatste gedeelte van het onderhoud
tusschen mijn vader en Heynsz, hetwelk over voor mij onverschillige
zaken liep en slechts korten tijd duurde, waarna de ondergeschikte
ambtenaar, op dezelfde geheime wijze als waarop hij gekomen was, het
vertrek weder verliet. Deze oogenblikken van respijt kwamen mij wel te
stade. Ware hij terstond vertrokken, ik zoude, geloof ik, in weerwil van
mijn beloften aan den Heer Bos (of aan den Vliesridder, gelijk ik hem
had hooren betitelen) alles aan mijn vader bekend hebben! want dan ware
ik zeker geweest, dat zijn doordringend oog een geheim op mijn gelaat
zou gelezen hebben. Mijn toestand was met dat alles kwellend: ik
begreep, dat eenmaal mijn geheim zoude moeten uitkomen, dat dan wellicht
het _crimen reticentiae_ mij ten laste zou gelegd worden: dat bovendien
mijn vader zelf beticht zoude kunnen worden, der zake niet onkundig te
zijn geweest:--en dan, al ware het maar alleen de gedachte van mijn
vader onvergenoegd te zien, dat hij zijn ambtsplicht niet volbrengen kon
gelijk hij wenschte: het middel te bezitten, om hem daartoe in staat te
stellen, en gedwongen te zijn, dit voor mij te houden: O dit viel mij
hard! En toch! ik zou mij zelven veracht hebben, indien ik in staat ware
geweest, den man, die mij het leven gered had, aan hen, die zijn
vrijheid belaagden, te kunnen verraden.
Ik veinsde derhalve door te slapen, en rees niet eerder uit mijn
schuilplaats op, dan nadat Heynsz reeds een poos vertrokken was.
NOOT:
[4] Men herinnere zich, dat de steller van het Handschrift de zaken
voordraagt zoo als die in zijnen tijd bestonden.
Noot van den uitgever.
* * * * *
TWAALFDE HOOFDSTUK,
WAARIN MEN NADERE KENNIS MAAKT MET DE LEDEN DES FAMILIE EN WAARIN TANTE
LETJE EEN CONFITUURVLEK OP HAAR HALSDOEK BEKOMT.
"Welnu!" vroeg mijn vader, die nog altijd
|