atsen en deelgenoot der firma te maken. De gelukkige uitslag uwer
pogingen te Livorno aangewend, om bij de liquidatie van de firma Bertini
nog een deel terug te bekomen van hetgeen dat huis aan uw tante schuldig
was, heeft haar goede gedachten omtrent uw bekwaamheid ingeboezemd."
"Ik ben mijn tante zeer verplicht voor den goeden dunk, dien zij van mij
heeft, en herken haar vriendschap te mijwaart."
"Gij hebt ook elders op uw reizen persoonlijke kennis gemaakt met
verscheidene Correspondenten van het huis, en, naar eenige uitdrukkingen
te oordeelen, welke sommigen hunner in hun brieven omtrent u hebben
gebezigd en welke uw tante mij medegedeeld heeft, komt het mij voor, dat
gij hun wel bevallen zijt. Dit kan nooit kwaad en zal bij hen het
crediet voor het huis niet doen dalen, wanneer gij daar associe van
wordt. Wel is waar,
omnia non pariter rebus sunt omnibus apta,
en gij zijt niet van jongs af tot den handel opgeleid; maar ik vlei mij,
dat eenige inspanning, gevoegd bij de op uw reizen verkregen
ondervinding, en vooral de leiding van den Heer Van Baalen, u weldra op
de hoogte zullen brengen, waar gij op wezen moet. Het komt er nu slechts
op aan om te weten, of gij geen tegenzin in het beroep zelf hebt."
"Ik geloof, dat ik mijn fortuin met voeten zou stooten, indien ik zulk
een aanbod niet dankbaar aannam; maar is de Heer Van Baalen insgelijks
met deze schikking volkomen tevreden? En ziet hij er niet tegen op, een
onbedrevene als mij tot compagnon te nemen?"
"Hij Heeft geene zwarigheden gemaakt; en de drie ton, welke uw tante in
het huis heeft gelaten, wegen ook nog al tegen eenige bedenkingen
op.--Nu! ik wensch u geluk, en ik hoop, dat gij u zoowel zijne achting
als het vertrouwen uwer tante zult waardig maken."
Ik kan niet ontkennen, dat mijn eigenliefde zeer gestreeld werd met het
vooruitzicht, dat zich voor mij opende. Ik was nu geen ledigganger meer,
die zonder bepaald doel in de wereld voortleefde, neen, ik zag mij, als
deelgenoot in een bloeiende zaak, geplaatst in een betrekking, waarin
het slechts van mij afhing een ruim bestaan en de achting mijner
medeburgers te verwerven. Ik kon niet nalaten mijn blijdschap aan mijn
vader te betuigen: de geheele geschiedenis van den vorigen dag was voor
mij op den achtergrond teruggeplaatst, en, alleen denkende aan hetgeen
mij thans was medegedeeld, deed ik dienaangaande een menigte vragen,
welke mijn goede vader het zich een genoegen maakte, te beantwoord
|