en behoort onder diegenen, _qui hostili more matrimonia
student sibi conjungere_.--Wat meer?"
"N deg.. 4. Wij hebben het adres gevonden van dien Jean Albert, welken de
Fransche politie vruchteloos door geheel Europa opspoort."
"Voortreffelijk! dat vergoedt uw verzuim met Campo. En waar houdt hij
zich op?"
"Hij heeft niet gequitteert Parijs een oogenblik en logeert er nog
altijd in de kleine straat du Bac. Ah! 't was een _ruse compere_, die
zelfde Jean Albert: ik heb hem gekend heel wel aan het Bagne. Hij heeft
nog eens aan mijn Heer d' Argenson geschreven, dat zoo hij hem wilde
aanstellen als _chef de la Police Secrete_, er binnen zes maanden geen
straatroof meer in Parijs zoude plaats hebben."
"'t Is wel! Gij zult mij de bewijzen opgeven die ter zake dienstig zijn,
opdat ik deze tijding aan mijn ambtgenoot te Parijs schrijve. Wat is er
meer?"
"N deg.. 5. Ziehier het lijstje der sedert gisteravond aangekomen personen."
"Hm! hm!" zeide mijn vader: en hij begon halfluid een soort van
vreemdelingslijst te lezen, welke hij met aanmerkingen verzeld deed
gaan:
"_Donderdag morgen_: de Heer _Du Bourg_: (hm! die komt hier zien, of hij
het geld, dat hij aan de Bank te Aken verspeeld heeft met de acties op
de Zuid terug kan winnen:--_Iusus res antiqua ... sed pro tempore abiit
in lacrimas_....) met twee bedienden, logeert in den gouden Bal.--(De
kastelein is een jong beginner. Gij zorgt, dat hij gewaarschuwd worde,
niet te veel krediet te verleenen aan dien avonturier, ondanks zijn
fraaien stoet:)--de heer Peperkorrel uit Hoorn: Jacob Jansz en familie
uit Alkmaar: Nathanael Rosen uit Berlijn, bij Levi den uitdrager in de
Muiderstraat:--(die komt zeker een collecte doen:--) Peer, de Manke,
Joost Roelifs en Symen de Beer, ketelboeters, in de Drie Verrotte
Kamizooltjes:--(gij zult onderzoeken waar dat volkje den tijd
doorbrengt:--) De heer Blaek en familie van buiten.--(Ik heb u reeds
meer gezegd, dat het heen en wedertrekken der lieden naar hunne
buitenplaatsen en terug niet behoeft vermeld te worden:) Jan Cornelisz,
koekebakker van Haarlem enz. enz. Volgen de lieden die met de schuiten
gekomen zijn."
Ik gevoelde een vreemde gewaarwording, toen ik den Heer Blaek en de
zijnen zoo zonderling verzelschapt zag. Mijn vader vervolgde:
"In de schuiten van Haarlem niemand die suspect was dan alleen de knecht
uit het groote koffiehuis in 's Hage die door zijn meester wegens
diefstal verjaagd is. (Men houde dien man in 't
|