even de kost.--Ik weet de _science
certaine_, dat hij kaal is als de oude Heer Job."
"Kent gij den kleermaker Melisz, ter wiens rekwisitie hij vervolgd is?"
vroeg mijn vader.
"Of ik hem ken? Ik heb geschilderd het portret van hem, zijn vrouw, en
zijn dochter: 't was jammer van de schoone coleuren, besteed aan die
leelijke bakkes."
"Welnu! tracht hun dan te beduiden, dat zij het arrest opheffen, en
geduld hebben. Ik zal zorgen, dat de debiteur zich niet verwijdere: en
ik vlei mij, dat hij een goeden borg zal vinden. De man is ongelukkig:
en, hoewel een gewezen Koning zijn schulden behoort te betalen gelijk
een gewoon burger, dient men toch medelijden te hebben met iemand, die
van zulk een hoogte gevallen is. Maar laat ons voortgaan.--Wat is er
verder?"
"N deg.. 2. De diefstal bij den Juwelier Levi Samuelz, is gecommitteerd door
Mozes Abramsz, alias Mortje la Hayne, thans resideerende in den
Duvelshoek, n deg.. 110."
"Mozes Abramsz!--Een oude kennis:
_extenuata gerens veteris vestigia poenae;_
maar zijt gij daar zeker van?"
"Zeer zeker. UEd. Achtbare weet dat ik vanouds heb een fijnen neus om te
attrapeeren dieven van juweelen. Karel de Speelman, die hem assistentie
heeft gegeven in het uitsnijden der glasruiten, en het goed op straat
heeft aangenomen, is de man die hem heeft verklapt; ik geloof dat zoo
Abramsz bij het deelen als een bonnette dief had gehandeld, de Speelman
wel zou gehouden hebben den mond."
"Best! Gij geeft vier dukaten aan Karel den Speelman en waarschuwt hem,
dat hij binnen vierentwintig uren de stad moet verlaten, of dat ik hem
anders als complice zal laten pakken. Verder!"
"N deg.. 3. Campo Weyerman heeft de Loge der Vrijmetselaren in de Stilsteeg
geopend met een heerlijke aanspraak en een fraai poeme, waarin hij hun
heeft geschilderd het groote belang van deugd en moraal. Alles is
afgeloopen in complete orde."
"Zeer wel; doch wat mij minder moreel en deugdzaam voorkomt, is, dat die
zelfde Campo een fatsoenlijke burgerdochter uit 's Hage, buiten weten
van haar ouders, te zijnen huize heeft getroond. Waarom heb ik daar niet
eer tijding van gehad?"
"Het is gebeurd in mijn absentie. Ik kom het heden eerst te vernemen en
ging juist aan UEA. dit verhalen."
"Genoeg! draag zorg, dat de ouders ondershands bericht bekomen van het
verblijf hunner dochter, en hou intusschen den knaap in 't oog. Het is
de eerste reis niet, dat hem iets dergelijks gebeurt; hij is
onverbeterlijk
|