n dievenbende, door hunne afbeeldingen welgelijkend met
kool op den wand te schetsen. Deze schelmen maakten hem deelgenoot van
een plan ter ontkoming, dat vernuftig uitgedacht was en zeker zou gelukt
zijn, indien hij, voorziende dat zulks hem geen ondienst zoude doen, het
geheim niet aan de Justitie verklapt had. Tevens was het hem gelukt,
door listige vragen, bij zijn medegevangenen uit te vorschen, wie den
diefstal bij den juwelier had begaan: en het was hem gebleken, dat het
de zoon des huizes zelf was, die zijn vader bestolen had. Zijn dubbele
ontdekking had ten gevolge, dat hij niet alleen werd vrijgesteld, maar
zelfs een belooning ontving.
Dan hierbij bleef het niet. De geschiedenis van onzen Heynsz trok de
aandacht van den toenmaligen Hoofdschout van Amsterdam, mijns vaders
voorganger, die zich te dier tijd toevallig in den Haag bevond. Hij deed
onderzoek naar den schilder, en, na een met hem gehouden gesprek,
oordeelde hij, dat deze de geschiktste persoon was, om te Amsterdam een
bediening te vervullen, welke kort te voren was opengevallen.
Bekend is het, dat de Hoofdschout alhier in deze betrekking door vijf
Onderschouten en door twee Klerken wordt geassisteerd, die van stadswege
aangesteld worden en als stedelijke ambtenaren op de betaalsrollen
verschijnen. Maar minder algemeen bekend en toch onontbeerlijk zijn de
geheime agenten, welke het Hoofd der Justitie hunne diensten verleenen.
Ontelbaar zijn de draden, waarmede het beleid van dien magistraat als
met een kunstig geweven spinneweb niet alleen het geheele land
overspant, maar welke, ook naar buiten verlengd, met al de voorname
steden van Europa in betrekking staan. Het heir van spionnen en
verklikkers, dat zich in die uitgebreide sfeer beweegt en tot welks
bezoldiging de Hoofdschout jaarlijks aanzienlijke sommen ontvangt, kan
echter uit den aard der zaak niet met hem noch zelfs met de
ondergeschikte ambtenaren in onmiddellijke aanraking komen. Die onder
hen, welke van een zoogenaamden fatsoenlijken stand zijn, zouden geen
nut meer kunnen doen, zoodra het publiek kennis droeg dat zij met de
Justitie in betrekking stonden; terwijl andere verklikkers van een
minderen rang onderling onbekend blijven, en soms elkander moeten
gadeslaan. Ten einde de zaken dus een behoorlijken gang zouden gaan is
er een tusschenpersoon noodig, die, niet als ambtenaar bekend, zich
belast met het overbrengen van des Hoofdschouts bevelen aan de geheime
handlangers der Justitie,
|