rmer had hem in staat gesteld een herberg te Amsterdam te
aanvaarden, voornamelijk ingericht voor de landgenooten zijner
huisvrouw, die het talent had, hun de uien en magere soep, waaraan zij
in het moederland gewoon waren, bijna evengoed, althans op dezelfde
wijze toebereid, te doen terugvinden. Zacharias, de eenige spruit,
waarmede hun echt gezegend werd, had dus al vroeg gelegenheid, om met
menschen van allerlei slag te leeren omgaan, 't geen hem later, gelijk
men zien zal, niet weinig te stade kwam. Te dier tijd echter maakte hij
daarvan geenszins het behoorlijke gebruik en was zijn ouders tot weinig
dienst, daar hij zich meer met lanterfanten en slenteren langs de straat
geneerde, dan met het verrichten der boodschappen of bezigheden, welke
hem werden opgedragen. Daarenboven gevoelde onze Heynsz een
onweerstaanbare neiging voor de teekenkunst, welke slechts eenige
meerdere opleiding en beschaving zou hebben noodig gehad, om hem in dat
vak tot geene geringe hoogte op te voeren. Zijn ouders echter waren
alles behalve in hun schik met deze begaafdheid van hun zoon: en hunne
ontevredenheid had niet weinig kracht verkregen, toen zij van meer dan
een reiziger klachten bekwamen, dat de onbeschaamde knaap zich verstout
had, afbeeldingen van hun persoon, welke hen op een belachelijke wijze
voorstelden, op hunne kamerdeur te plakken. Hierover ernstig bestraft
zijnde, beloofde bij wel beterschap; maar de liefhebberij was te diep
bij hem ingeworteld, dan dat hij die geheel zou hebben laten varen.
Intusschen verwierf hem deze de gunst van een Franschen schilder, die,
bij zijn ouders zijn intrek genomen hebbende, zoo getroffen werd door de
beschouwing van sommige voortbrengselen van des jongelings
kunstvermogen, dat hij aan de ouders den voorslag deed, hem met zich te
nemen, en in de geheimen der kunst in te wijden, ter wedervergelding
waarvan Zacharias hem eenigen dienst op reis zoude bewijzen. Dit werd
met gretigheid toegestaan: en de ouders, nu geheel van inzicht
veranderd, zagen reeds in 't vooruitzicht hun zoon, gelijk een tweeden
Rubbens, met goud en ridderkruisen behangen, tot hen terugkeeren. Dan
helaas! hoe ijdel was deze hoop!--De kennismaking met den Heer De Vieux
(zoo heette de Franschman) moest den armen knaap, in stede van voordeel,
louter schande en tegenspoed aanbrengen. In den beginne ging alles goed;
en meester en leerling beiden wenschten elkander met hunne onderlinge
betrekking geluk;--maar eensklaps vervielen
|