d af aan werd
de Oost-Indische Compagnie, eens zoo machtig, rechtstreeks in hare
dierbaarste belangen getroffen. Eenige jaren later, in 1784, bracht
Pitt nogmaals wijzigingen in de oorspronkelijke oorkonde. Haar schepter
moest overgaan in de handen van de raadslieden der Kroon. Het gevolg
van dezen stand van zaken was, dat in 1813 de Compagnie het monopolie
van den Indischen handel en in 1833 het monopolie van den handel met
China ging verliezen.
Al had nu evenwel Engeland niet meer te strijden tegen de vreemde
maatschappijen op het schiereiland, moest het toch moeielijke oorlogen
voeren, hetzij tegen de oude bezitters van den grond, hetzij tegen
de laatste Aziatische veroveraars van dit rijke grondgebied.
Onder lord Cornwallis, in 1784, was het de strijd met Tippo Sahib,
gedood den 4n Mei 1799, bij de laatste bestorming van Seringapatam
door generaal Harris. Het was de oorlog met de Mahratten, dat volk
van voornaam ras, zeer machtig in de XVIIIe eeuw, en de oorlog
met de Pindaris, die zich zoo moedig verdedigden. Het was nog de
oorlog met de Gourgkhas van Nepaul, de stoutmoedige bergbewoners,
die in de gevaarlijke beproeving van 1857 de getrouwe bondgenooten
der Engelschen zouden blijven. Eindelijk was het de oorlog tegen de
Birmanen, van 1823 tot 1824.
In 1828 waren de Engelschen meester, direct of indirect, van een
groot gedeelte van het grondgebied. Met lord William Bentinck begon
een nieuw tijdperk van bestuur.
Sedert de regeling der militaire macht in Indie, had het leger altijd
twee zeer onderscheiden contingenten geteld, het Europeesche en het
inlandsche contingent. Het eerste vormde het koninklijke leger,
samengesteld uit regimenten cavalerie, bataillons infanterie en
bataillons Europeesche infanterie in dienst van de Oost-Indische
Compagnie; het tweede vormde het inlandsche leger, bevattende
bataillons infanterie en bataillons geregelde, maar inlandsche
cavalerie, gekommandeerd door Engelsche officieren. Daarbij kwam
een artillerie, waarvan het personeel, tot de Compagnie behoorende,
met uitzondering van eenige batterijen, uit Europeanen bestond.
Welk was het effectief dezer regimenten of bataillons, die
onverschillig op deze wijze in het koninklijk leger genoemd worden? Wat
de infanterie aangaat, elfhonderd man per bataillon in het leger van
Bengalen en acht a negen honderd in de legers van Bombay en Madras;
wat de cavalerie betreft, zeshonderd paarden in ieder regiment der
twee legers.
In het
|