de,
hadden zij op deze wijze honderden mijlen afgelegd, alsof zij tot
meetketting van een landmeter gediend hadden.
Hier waren geloovigen, bedwelmd door het gebruik van "bang,"--een
drank van opium met een infusie van hennip gemengd,--met boomtakken
verbonden door in hunne schouders geslagen ijzeren haken. Op deze
wijze opgehangen zwaaiden zij zoolang heen en weder, tot eindelijk
hun vleesch begon mede te geven en zij in de wateren van den Phalgou
vielen.
Daar waren nog anderen, die ter eere van Civa, de beenen doorboord, met
doorstoken tong, en pijlen, die hen eveneens het lichaam doorboorden,
het bloed, dat uit hunne wonden vloeide, door slangen lieten oplikken.
Dit geheele schouwspel moest voor een Europeaan iets terugstootends
hebben en daarom haastte ik mij ook het te ontvlieden toen Banks mij
tegenhield en zeide:
"Het biduur!"
Op dit oogenblik verscheen een Brahmaan te midden der menigte. Hij
hield de rechterhand opgeheven en richtte haar naar de zon, die tot
nog toe door de rots van Gaya verborgen was gehouden.
De eerste straal der dagvorstin was het teeken. De genoegzaam naakte
menigte trad in het heilige water. Vooreerst waren het eenvoudige
indompelingen, zooals in de eerste tijden van den doop; doch weldra
ging dit over in werkelijke onderdompelingen, waarvan het godsdienstig
karakter moeielijk te vatten was. Ik weet niet of de ingewijden,
bij het reciteeren der "slocas" of verzen, die de priesters hun
tegen een vastgestelden prijs voorzeiden, er meer aan dachten hun
lichaam dan wel hun ziel te wasschen. Zeker is het dat, na water in
het holle van de hand geschept te hebben, na er de vier hoofdstreken
mede besproeid te hebben, zij er zich eenige druppels van in het
gelaat wierpen, evenals baders die zich in de eerste golven van een
zeebadstrand verlustigen. Ik moet er overigens nog bijvoegen, dat zij
niet vergaten zich althans een haar uit te trekken voor elke zonde,
die zij bedreven hadden. Hoevelen waren er onder hen, die verdiend
hadden kaal uit de wateren van den Phalgou te treden!
En zulk een beweging maakten die geloovigen, nu eens plotseling
onderduikende, dan het water pijlsnel doorklievende, dat de verschrikte
krokodillen naar den tegenovergestelden oever vluchtten. Van daar
keken zij met hunne groene oogen, op een rij geschaard, naar die
luidruchtige menigte, de lucht met het geklapper hunner geduchte
kakebeenen doende weergalmen. De pelgrims stoorden er zich trouwens
niet meer aan,
|