een rozenkrans van ledige urnen met open
monden. Langzamerhand dringt het water in die urnen en doet ze allengs
onderdompelen onder de uitbundige toejuichingen der geloovige menigte.
Onze gondel had ons weldra voor de Manmenka Ghat gebracht, alwaar
de brandstapels waaraan men de lijken heeft toevertrouwd van al de
dooden, die bij hun leven eenige zorg voor een toekomstig leven gehad
hebben, amphiteatersgewijze boven elkander gesteld zijn. Gretig wordt
de lijkverbranding op deze heilige plaats door de geloovigen gezocht
en de brandstapels branden dag en nacht. De rijke baboes laten zich
uit verre oorden naar Benares brengen zoodra ze zich door een ziekte
voelen aangedaan, waaraan zij bezwijken zullen. Want Benares is
ontegenzeggelijk het beste uitgangspunt voor "de reis naar de andere
wereld." Indien de overledene slechts lichte zonden op zijn geweten
heeft, zal zijn ziel, met den rook der brandstapels medegevoerd,
rechtstreeks naar het verblijf der eeuwige gelukzaligheid gaan. Is hij
daarentegen een groot zondaar geweest, dan zal zijn ziel integendeel
vooraf wedergeboren worden in het lichaam van een brahmaan, die nog
geboren moet worden. Het is dus te hopen, dat gedurende deze tweede
incarnatie, als zijn leven nu voorbeeldig geweest is, hem geen tweede
avatar zal opgelegd worden, alvorens hij ten slotte toegelaten wordt
tot de genietingen van den hemel van Brahma.
Wij besteedden het overige van den dag aan het bezoeken der stad,
hare voornaamste monumenten, hare bazars, naar Arabische mode, met
sombere winkels bezet. Daar worden voornamelijk fijne mousselinen van
kostbaar weefsel verkocht, alsmede de "kinkob", een soort van zijden
stof met goud bewerkt, een van de voornaamste nijverheidsproducten
van Benares. De straten waren zindelijk onderhouden, maar nauw,
zooals noodzakelijk is voor de steden, die bijna altijd beschenen
worden door de stralen eener tropische zon. Maar zelfs in de schaduw,
was de warmte nog om te stikken. Ik beklaagde de dragers van onzen
palankijn, die evenwel zich zelve niet zeer schenen te beklagen.
Trouwens, de arme duivels waren in de gelegenheid eenige ropyen te
verdienen en dat was genoeg om hun moed en kracht te geven. Doch
dat was het geval niet met een zekeren Hindoe, of liever Bengali,
met een levendig oog en listige gelaatstrekken, die, zonder juist te
trachten het te verbergen, ons gedurende onzen geheelen tocht volgde.
Toen wij op de kaai van de Manmenka Ghat aan land stapten,
|