Cawnpore is een stad van ongeveer zestigduizend zielen. Zij neemt op
den rechter oever van den Ganges een strook grond in van vijf mijlen
lang. Er bevindt zich een militair kantonnement, waarin zeven duizend
man gekazerneerd zijn.
De toerist zou in deze stad te vergeefs een monument vinden, dat
waardig is zijn aandacht te trekken, ofschoon zij van zeer ouden
oorsprong is en, naar men zegt, reeds van voor de christelijke
jaartelling dateert.
Het was dus geenszins een gevoel van nieuwsgierigheid, dat ons naar
Cawnpore gevoerd had. Alleen de wil van Sir Edward Munro had er
ons gebracht.
's Morgens van den 30n Mei hadden wij ons kamp verlaten. Banks,
kapitein Hod en ik, we vergezelden den kolonel en sergeant Mac Neil
bij dien smartelijken gang, dien Sir Edward Munro voor het laatst
doen wilde.
Het volgende is het verkorte verhaal van hetgeen Banks mij omtrent
die vreeselijke gebeurtenissen mededeelde.
"Cawnpore, dat op het oogenblik van de annexatie van het Koninkrijk
Oude van zeer vertrouwde troepen voorzien was, telde in den aanvang
van den opstand slechts tweehonderdvijftig soldaten van het koninklijke
leger tegenover drie inlandsche regimenten infanterie, het 1e, 53e en
56e, twee regimenten kavallerie en een batterij artillerie van het
leger van Bengalen. Bovendien bevonden er zich een vrij aanzienlijk
getal Europeanen, bedienden, ambtenaren, kooplieden, enz., verder,
achthonderdvijftig vrouwen en kinderen van het 32e regiment der
koninklijke armee, in garnizoen te Lucknow.
"Sedert vele jaren, bewoonde kolonel Munro Cawnpore. Daar was het
dat hij het jonge meisje, later zijne vrouw, leerde kennen.
"Miss Honlay was een jong, bekoorlijk, verstandig Engelsch meisje,
met een verheven karakter, een edel hart, een heldennatuur, waardig
bemind te worden door een man als den kolonel, die haar bewonderde
en aanbad. Zij bewoonde met haar moeder een bungalow in de omstreken
der stad, alwaar Edward Munro haar in 1855 huwde.
"Twee jaar na zijn huwelijk, in 1857, toen zich de eerste
verschijnselen van den opstand te Mirat vertoonden, moest kolonel
Munro zich zonder een dag te verliezen, weder bij zijn regiment
bevinden. Hij was dus verplicht zijn vrouw en zijn schoonmoeder te
Cawnpore te laten, haar evenwel op het hart drukkende onmiddellijk
aanstalten te maken voor hun vertrek naar Calcutta. Kolonel Munro
meende, dat Cawnpore niet veilig was en de feiten hebben later zijne
voorgevoelens maar al te zeer gerechtva
|