rs naar den serai gegaan en kwamen zij terug met drie olifanten,
ontdaan van hun reisbagage. Het waren drie prachtige dieren, afkomstig
uit Bengalen en grooter dan hunne stamgenooten uit Zuid-Indie. Deze
trotsche dieren, in de kracht huns levens, deden mij toch wel wat
ongerust zijn.
De "mahouts", op hun enormen nek gezeten, bestuurden ze met de hand
en dreven ze aan met de stem.
Toen deze olifanten voorbij Zijne Hoogheid gingen, bleef de grootste
van de drie,--een echte reus van zijn geslacht,--stilstaan, boog de
knieen, lichtte zijn snuit op en groette den prins als een volleerde
hoveling. Daarna naderden zijn twee makkers en hij den IJzeren Reus,
dien zij met verwondering en niet zonder eenigen schrik schenen op
te nemen.
Nu werden sterke kettingen aan den tender en aan de trekstangen,
die door het achterdeel van onzen olifant verborgen waren, vastgemaakt.
Ik beken dat mijn hart klopte. Kapitein Hod beet koortsachtig op zijn
knevel en kon geen oogenblik blijven staan.
Wat kolonel Munro betreft, hij was even bedaard en zelfs nog bedaarder
dan de prins Gourou Singh.
"We zijn gereed," zei de ingenieur. "Als het Zijne Hoogheid
behaagt?...."
"'t Behaagt me," antwoordde de prins.
Gourou Singh gaf een teeken, de mahouts deden een eigenaardig gefluit
hooren, en de drie olifanten, hunne kolossale pooten schrap zettende,
trokken volkomen gelijk aan. De machine ging eenige schreden achteruit.
Ik gaf een schreeuw. Hod stond te trappelen.
"Rem de wielen!" zei de ingenieur kalm, zich tot den machinist
wendende.
En met een enkelen druk, waarop een stoomgesis volgde, werd
onmiddellijk de atmosfeerische remtoestel toegepast.
De IJzeren Reus stond stil.
De mahouts zetten de drie olifanten aan, die, met gespannen spieren,
een nieuwe poging deden.
Alles te vergeefs. Onze olifant stond als aan den grond geworteld.
De prins Gourou Singh beet zich de lippen ten bloede.
Kapitein Hod klapte in de handen.
"Vooruit!" schreeuwde Banks.
"Ja, vooruit," herhaalde de kapitein, "vooruit!"
De regulateur werd geheel geopend, dikke rookkolommen ontsnapten
slag op slag uit den snuit, de ontremde wielen draaiden langzaam rond
en sloegen in den macadamweg, met dat gevolg dat de drie olifanten,
niettegenstaande hun hardnekkigen wederstand, achteruitgesleept werden,
diepe gaten in den grond borende.
"Vooruit! vooruit!" gilde kapitein Hod het uit.
En, terwijl de IJzeren Reus werkelijk steeds vooruitging, viele
|