te hebben weergegeven."
Dit was het verhaal van den leverancier. Ik moet bekennen, dat we
niet zonder moeite een glimlach konden weerhouden, dien zijn toon en
zijn gebaren ons ontlokten.
"Dus, mijnheer," vroeg Banks hem, "is uw kamp in dit gedeelte van
Tarryani gevestigd?"
"Ja, mijnheer," antwoordde Matthias van Guitt. "Zooals ik het genoegen
had u medetedeelen, is mijn kraal niet meer dan twee mijlen van hier
verwijderd, en mocht u hem met uwe tegenwoordigheid willen vereeren,
zal ik zeer gelukkig zijn er u te ontvangen."
"Ongetwijfeld, mijnheer van Guitt," antwoordde kolonel Munro, "zullen
we u een bezoek komen brengen!"
"We zijn jagers," voegde kapitein Hod er bij, "en de inrichting van
een kraal boezemt ons veel belang in."
"Jagers!" riep Matthias van Guitt uit, "jagers!"
En er kwam een uitdrukking op zijn gelaat, waaruit te lezen was,
dat hij de zonen van Nimrod nu juist niet veel telde.
"U jaagt op wilde dieren.... om ze te dooden zeker?" hernam hij,
zich tot den kapitein wendende.
"Alleen om ze te dooden," antwoordde Hod.
"En ik, alleen om ze te vangen!" zei de leverancier, met een zeker
gevoel van fierheid.
"Welnu, mijnheer van Guitt, we zullen, hoop ik, geen concurrenten
zijn!" antwoordde kapitein Hod.
De leverancier schudde het hoofd. Intusschen belette onze hoedanigheid
van jager niet zijne uitnoodiging aan te nemen.
"U hebt me slechts te volgen, mijne heeren!" zeide hij bevallig
buigende.
Doch op dit oogenblik deden zich verscheidene stemmen in het bosch
hooren en verscheen een half dozijn Hindoes om den hoek der groote
laan, die aan geene zijde der open plek begon.
"O! daar zijn mijn onderhoorigen," zei Matthias van Guitt.
Daarna kwam hij naar ons toe met den vinger op den mond en zeide,
de lippen een weinig vooruitstekende:
"Geen woord over ons avontuur! Het personeel van den kraal moet niet
weten, dat ik me als een gewoon dier in mijn eigen val heb laten
vangen! Dat zou het gevoel van onderdanigheid, dat ze jegens mij
koesteren kunnen verzwakken!"
Een teeken van instemming onzerzijds stelde den leverancier gerust.
"Meester," zei toen een der Hindoes, wiens strak maar schrander gelaat
mijn aandacht trok, "meester, we zoeken u sedert langer dan een uur
zonder u......"
"'k Heb kennis gemaakt met deze heeren, die me wel tot onzen kraal
willen vergezellen," antwoordde van Guitt. "Maar voordat we op weg
gaan, dient deze val in orde gebracht te worden."
Op bevel
|