at zich tot nog toe geen
wild dier in den val had laten vangen. Evenwel wilde ik mij overtuigen
of het lokaas nog altijd aanwezig was en de wipplank goed werkte. Met
een handige kruipende beweging, sloop ik dus door de nauwe opening."
En met een sierlijk gebaar bootste Matthias van Guitt de beweging na
van een slang, die door het hooge gras kruipt.
"Achter in den val gekomen," hernam de leverancier, "verzekerde ik mij
dat het stuk geitenvleesch, waarvan de reuk de gasten van dit gedeelte
van het bosch moest aantrekken, onaangeroerd was. Toen ik wilde
heengaan, stootte ik onwillekeurig met mijn arm tegen de wipplank,
de stelling boven ontspande zich, de schuifdeur viel neder en 'k was
in mijn eigen val gevangen, zonder eenig middel er uit te komen."
Hier hield Matthias van Guitt even op om al het ernstige van zijn
toestand te doen begrijpen.
"Evenwel, mijne heeren," hernam hij, "wil ik u niet verzwijgen,
dat ik de zaak eerst geheel van haar komieke zijde beschouwde. 'k
Was gevangen, goed! Geen cipier om de deur mijner gevangenis te
openen, volkomen waar! Maar ik verkeerde in het gelukkige denkbeeld,
dat mijne onderhoorigen, zoodra ze mij niet zagen terugkeeren, zich
over mijn langdurige afwezigheid ongerust zouden maken en nasporingen
zouden gaan doen, die vroeger of later met een goeden uitslag zouden
bekroond worden. 't Was slechts een quaestie van tijd. 'k Gaf mij
dus, om den tijd door te brengen, aan mijne overpeinzingen over en
uren verliepen, zonder dat iets verandering in mijn toestand kwam
brengen. Toen de avond gevallen was, begon de honger zich te doen
gevoelen en 't beste wat ik meende te kunnen doen, was in den slaap
verlichting van mijn leed te zoeken. 'k Nam dus vrij philosophisch
mijn partij en 'k viel in een diepen slaap. De nacht was kalm te
midden van de diepe stilte des wouds. Niets verstoorde mijn slaap en
misschien zou ik op dit oogenblik nog slapen, zoo een vreemd geluid me
niet gewekt had. De schuifdeur van den val werd opgehaald, het licht
drong in stroomen mijn duister verblijf binnen en 'k had niet anders
te doen dan naar buiten te snellen!..... Wat was ik verschrikt toen
ik het doodelijk werktuig op mijn borst gericht zag! Een oogenblik en
'k was getroffen! Het uur van mijn verlossing zou het laatste mijns
levens geweest zijn!..... Maar mijnheer de kapitein wilde wel een
schepsel van zijn soort in mij zien..... en er blijft mij nog slechts
over u te danken, mijne heeren, mij de vrijheid
|