angelegde karabijn,
te zien of er geen enorme poot of open muil in de opening van den
val te voorschijn kwam, doch niets vertoonde zich nog.
"Nog een poging, mijne vrienden!" riep Banks.
En dank zij Goumi, die het achtereinde van den hefboom eenige schokken
kwam geven, werd de balk langzamerhand in de hoogte geheschen. Weldra
was de opening wijd genoeg om zelfs een groot dier door te laten.
Doch er vertoonde zich geen dier, welk ook.
Evenwel was het mogelijk, dat, tengevolge van al het leven in den
omtrek van den val, de gevangene in het achterste gedeelte van zijn
gevangenis de wijk had gekomen. Misschien zelfs wachtte hij slechts
op het geschikte oogenblik om zijn sprong te nemen, iedereen omver
te werpen, die zich tegen zijn vlucht zou verzetten en in het dichtst
van het woud te verdwijnen.
Het was waarlijk een kritiek oogenblik.
Kapitein Hod deed nu eenige schreden voorwaarts met den vinger aan
den trekker van zijn karabijn en spande zich in om met den blik tot
in het achterste gedeelte van den val door te dringen.
Eindelijk was de balk geheel opgelicht en stroomde het licht door de
opening naar binnen.
Op dit oogenblik meende men door de wanden van den val heen een
lichte beweging te vernemen, daarna een dof geronk of liever een
geducht gegeeuw, dat ik zeer verdacht vond.
Hoogst waarschijnlijk was daar een dier, dat sliep en dat we plotseling
hadden wakker gemaakt.
Kapitein Hod kwam nog wat naderbij en richtte zijn karabijn op iets,
dat hij in de halve duisternis zag bewegen.
Eensklaps bewoog zich iets van binnen en weerklonk een kreet van
schrik, die dadelijk gevolgd werd door deze woorden, in goed Engelsch
uitgesproken:
"Schiet niet, in God's naam! Schiet niet!"
Daar sprong een man buiten den val.
We waren zoo verbaasd, dat wij den balk loslieten en hij met een dof
geluid voor de opening neerviel, die hij wederom sloot.
Intusschen liep deze zoo geheel onverwachte persoon op kapitein Hod
toe, wiens karabijn hem steeds bleef bedreigen, en zeide op een vrij
verwaanden toon, gepaard met een sprekend gebaar:
"Wees zoo goed, mijnheer, en wend uw wapen af. Ge hebt met geen tijger
van Tarryani te doen!"
Kapitein Hod bracht na eenige aarzeling zijn karabijn in een minder
gevaarlijke positie.
"Tot wien hebben we de eer te spreken?" vroeg Banks.
"Tot den natuurkundige Matthias van Guitt, gewoon leverancier van
dikhuidige dieren, luiaards, zoolgangers, snuitdragers, verscheurende
|