jk
in hunne ongenaakbare bergen tot onderwerping te brengen,--en Nana
Sahib wist het wel.
Daar was het dus dat hij zich het eerst had willen verschuilen,
teneinde de nasporingen der Engelsche politie te ontsnappen, totdat
het uur zou slaan de oproerige beweging uit te lokken.
Indien de nabob in zijn onderneming slaagde, indien de Gounds aan
zijne oproeping gehoorzaamden en hem volgden, zou de opstand snel
een aanmerkelijke uitbreiding kunnen erlangen.
Inderdaad is het ten noorden van Goudwana, Bundelkund, dat de geheele
bergachtige streek, gelegen tusschen het verheven bergvlak der Vindhyas
en den belangrijken stroom der Jumna bevat. In dit land, bedekt met
de schoonste maagdelijke wouden van Hindostan, woont een volk van
Boundelas, bedrieglijk en wreed, waarbij alle misdadigers, staatkundige
of andere gaarne een schuilplaats zoeken en gemakkelijk vinden; daar
hoopt zich op een oppervlakte van acht en twintig duizend vierkante
mijlen een bevolking op van twee en een half millioen bewoners;
daar zijn de provincien onbeschaafd gebleven; daar leven nog enkele
partijgangers, die onder Tippo Sabib tegen de veroveraars streden;
daar zijn de Thugs, de beruchte worgers geboren, zoo lang de schrik
van Indie, dweepzieke moordenaars die, zonder ooit bloed te vergieten,
ontelbare slachtoffers gemaakt hebben; daar hebben benden van Pindaris
bijna straffeloos de verfoeielijkste moorden bedreven; daar wemelt
het nog van die vreeselijke Dacoits, een secte van giftmengers, die
in het bedrijven der ontzettendste misdaden met de Thugs wedijveren;
daar eindelijk had Nana Sahib zelf reeds eens de wijk genomen, na aan
de koninklijke troepen, die Jansie vermeesterd hadden, ontsnapt te
zijn; daar was hij al de nasporingen ontkomen, alvorens een veiliger
toevluchtsoord te gaan vragen aan de ontoegankelijke schuilplaatsen
van de Indisch-Chineesche grens.
Ten oosten van Goudwana is Khondistan of het land der Kounds
gelegen. Zoo worden de woeste volgers genoemd van Tado Pennor,
den god der aarde en Maunck Soro, den rooden god der gevechten,
de bloedige aanhangers der "Meriahs," of menschenoffers, die de
Engelschen zooveel moeite hebben uit te roeien, die woestelingen,
waardig vergeleken te worden met de inboorlingen van de onbeschaafde
eilanden van Australie, tegen wie van 1840 tot 1854, de generaal-majoor
John Campbell, de kapiteins Macpherson, Macviccar en Frye moeielijke en
lange krijgstochten ondernamen,--dweepers, die alles zouden du
|