chjes van boomvormige rhododendrons, zoo groot
als kleine eikenboomen, natuurlijke korfjes met camelias, vormen er
een honderdtal bekoorlijke boeketten. De natuur heeft geen werklieden
van Ispahan of Smyrna noodig gehad om dit prachtig plantaardig tapijt
samen te stellen. Eenige duizenden zaadkorreltjes, op dien vruchtbaren
bodem door den zuidenwind medegevoerd, een weinig water, een weinig
zon, zijn voldoende geweest om dit zachte en onverslijtbaar weefsel
te fabriceeren.
Verder prijkt het plateau met een dozijn prachtige boomgroepen. Het
is alsof zij zich losgemaakt hebben van het onmetelijke bosch, dat
de berghelling bedekt en tot een hoogte van zes honderd meters tegen
de naburige bergen opklimt. Ceders, eikenboomen, pendanus met lange
bladeren, beuken, ahornboomen vermengen zich met pisangboomen, bamboes,
magnolias, St. Jan's broodboomen en Japansche vijgeboomen. Sommigen
dezer reuzen spreiden hunne hoogste takken tot meer dan honderd
voet boven den grond uit. Zij schijnen op deze plek gebracht te
zijn met het doel een boschwoning te overschaduwen. Het Stoomhuis,
op het juiste tijdstip gekomen, heeft het landschap voltooid. De
koepelsgewijze daken zijner twee pagoden paren zich gelukkig met al
dat verschillende loof, met al die stijve of buigzame takken, die nu
eens kleine en teere bladeren als vlindervleugels, dan weder breede
en lange als Australische pagaaien dragen. De rijtuigentrein schuilt
weg onder een dicht bosch van groen en bloemen. Niets verraadt het
beweegbare huis en men zou zeggen, dat het een vaste woning was,
volkomen ingericht om niet van haar plaats te gaan.
Achter, rechts van de schilderij, loopt een bergstroom, welks zilveren
band men tot een hoogte van verscheidene duizenden voeten langs de
helling van de bergsteilte kan volgen en die zich in een natuurlijk
bekken stort, dat door een groep heerlijke boomen overschaduwd wordt.
Uit dit bekken vloeit het water als een beek weg, loopt door het
grasveld en eindigt in een ruischenden waterval, die in een afgrond
valt, welks diepte niet met den blik kan gepeild worden.
Met ziet dat het Stoomhuis, wat de ligging betreft, het nuttige met
het aangename vereenigde.
Begeeft men zich naar den voorsten rand der bergvlakte, dan ziet men,
dat zij zich boven een aantal minder belangrijke bergruggen uitstrekt,
die in reusachtige trappen naar de vlakte afdalen. De helling is zoo
zacht, dat men haar in haar geheel met den blik kan omvatten.
Rechts is
|