het eerste huis van het Stoomhuis schuins geplaatst,
zoodanig dat het gezicht van den zuidelijken horizont gespaard is,
zoowel voor het balkon der veranda als voor de zijramen van het salon,
de eetzaal en de kleine vertrekken links. Groote cederboomen breiden
hunne takken er boven uit en teekenen zich in zwarte lijnen scherp
af tegen den verren achtergrond der groote keten, die door de eeuwige
sneeuw bekleed wordt.
Links is het tweede huis aangeleund tegen de zijde van een enorme rots
van graniet, door de stralen der zon verguld. Deze rots herinnert
zoowel door haar zonderlingen vorm als door haar warme kleur aan de
reusachtige "plumpudding" van steen, die Russell-Killough in zijn reis
door Zuid-Indie vermeldt. Van die woning, toegewezen aan den sergeant
Mac Neil en zijne metgezellen van het personeel, ziet men slechts de
zijde. Zij bevindt zich twintig passen van het voornaamste huis af,
als een aanhangsel eener belangrijker pagode. Aan het uiteinde van
een der daken, die haar bedekken, ziet men een klein blauwachtig
rookkolommetje uit het keuken-laboratorium van "monsieur" Parazard
ten hemel stijgen. Meer links bevindt zich een groep boomen op de
westelijke borstwering, als een voorpost van het bosch, en vormt deze
het zijplan van het landschap.
Op den achtergrond, tusschen de twee woningen, vertoont zich een
reusachtige mastodont. Het is onze IJzeren Reus, die onder een
prieel van groote pendanus als in een koetshuis geborgen is. Met
zijn opgerichte tromp, zou men zeggen, dat hij er de bovenste takken
van af eet. Maar hij blijft stationnair en rust uit, ofschoon hij
volstrekt geen behoefte aan rast heeft. Thans de onwankelbare bewaker
van het Stoomhuis, verdedigt hij als een enorm autediluviaansch dier
er den toegang van. In tegenwoordigheid van de reusachtige bergketen,
die zich tot een hoogte van zes duizend meters boven het bergvlak
verheft, schijnt onze kunstmatige reus, waarmede de hand van Banks de
Hindoesche fauna verrijkt heeft, niets buitengewoons meer te hebben,
hoe kolossaal onze olifant ook zij, met andere woorden, hij past
volkomen in de schilderij van het landschap.
Ja zelfs had kapitein Hod recht, toen hij niet zonder eenigen spijt
de aanmerking maakte: "Een vlieg op den gevel van een hoofdkerk!"
En hij heeft volkomen gelijk. Achter ons toch bevindt zich een blok
van graniet, waarin men gemakkelijk duizend olifanten, zoo groot
als de onze, zou kunnen uithouwen en dit blok is slechts een van de
|