iet
meer in het kamp terugroepen."
"Hoor je, Fox?"
"Ja, kapitein," antwoordde de oppasser.
"De hemel sta me bij!" riep Hod uit, "maar 'k verzeker je, dat ik
ons sanitarium niet verlaat voordat ik mijn vijftigsten geschoten
heb! Mijn vijftigsten, Fox! 'k Heb zoo'n idee, dat die al bijzonder
moeilijk te snappen zal zijn!"
"Toch zal men hem snappen," antwoordde Fox.
"Hoe kom je aan dat idee, kapitein Hod?" vroeg ik.
"Wat zal 'k je zeggen, Maucler, 't is een voorgevoel, niets anders!"
"Dus," zei Banks, "ga je vandaag den veldtocht al openen?"
"Vandaag al," antwoordde kapitein Hod. "We zullen beginnen met het
terrein te verkennen, en de onderste streek gaan doorzoeken tot de
bosschen van Tarryani. Als de tijgers die streek maar niet verlaten
hebben!"
"Waarom zou je dat denken?..."
"En, mijn slechte veine?"
"Slechte veine!... in de Himalaya!..." antwoordde de ingenieur. "Is
dat mogelijk!"
"Nu, we zullen zien!--Je gaat toch mede, Maucler?" vroeg kapitein Hod,
zich tot mij wendende.
"Ja zeker."
"En gij, Banks?"
"Ik ook," antwoordde de ingenieur, "en 'k denk dat Munro zich bij u
zal voegen, zooals ik het doen zal... als liefhebber!"
"Nu, mij wel!" antwoordde kapitein Hod, "als liefhebbers, maar dan toch
als goed gewapende liefhebbers! Men kan daar moeilijk gaan wandelen
met een rotting in de hand! Dat zou vernederend zijn voor de wilde
dieren van Tarryani!"
"Dat is dus afgesproken!" antwoordde de ingenieur.
"En nu, Fox," hernam de kapitein, zich tot zijn oppasser richtende,
"geen vergissingen, dezen keer! We zijn in het land der tijgers! Vier
Enfield-karabijnen voor den kolonel, Banks, Maucler en mij, twee
geweren met ontplofbare kogels voor jou en Goumi."
"Wees gerust, kapitein," antwoordde Fox. "'t Wild zal zich niet te
beklagen hebben!"
Deze dag zou dus gewijd zijn aan de verkenning van het bosch van
Tarryani, dat het onderste gedeelte van de Himalayaketen onder ons
sanitarium, bedekt. Tegen elf uren dus, na het ontbijt, daalden we,
Sir Edward Munro, Banks, Hod, Fox, Goumi en ik, allen goed gewapend,
den weg af, die schuins naar de vlakte loopt, na gezorgd te hebben
de twee honden in het kamp achter te laten, die we op dezen tocht
niet noodig hadden.
Sergeant Mac Neil was met Storr, Kalouth en den kok in het Stoomhuis
gebleven om de laatste hand aan onze installatie te leggen. Na
een reis van twee maanden, was het noodig dat de IJzeren Reus in-
en uitwendig onderzocht, schoo
|